Stadspartij en PvdA willen schone lucht

Het recente rapport van Milieudefensie met daarin meetgegevens over de luchtkwaliteit in de grote steden is zorgelijk vinden PvdA en de Haagse Stadspartij. Maar liefst drie Haagse straten staan in de Top 6 van meest vervuilde straten van Nederland.

Update: De vragen zijn beantwoord.

Het gaat om de Javastraat (nr.1), de Raamweg (nr.3) en de Hoefkade (nr.6). De berichtgeving is aanleiding voor raadslid Bas Sepers (PvdA) en raadslid Gerwin van Vulpen van de Haagse Stadspartij om schriftelijke vragen te stellen. Gerwin van Vulpen (HSP): “De wethouder moet dit zeer serieus nemen! Het gaat om de gezondheid van alle Hagenaars!”

Milieudefensie adviseert de gemeente Den Haag om haar milieuzone uit te breiden naar een groter gebied en voor meer soorten voertuigen zoals bestelbusjes en andere auto’s. “Waar in andere steden het autobezit en -gebruik daalt, groeit het nog steeds in Den Haag. Dit wordt flink gestimuleerd door het Haagse parkeerbeleid. Veelal gratis parkeren in woonwijken en een almaar uitdijend aantal parkeergarages bij winkel- en kantoorlocaties, stimuleert mensen niet om voor fiets en OV te kiezen”, aldus Milieudefensie in het rapport.

BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN
van de raadsleden de heren G.W. van Vulpen en I.D. Sepers

Den Haag, 24 september 2013

Inzake: Luchtkwaliteit

De heren G.W. van Vulpen en I.D. Sepers hebben op 5 september 2013 een brief met daarin vijf vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 38 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

In de Volkskrant van 5 september 2013 (Lucht grote steden nog ongezond) staan in een tussenrapportage van Milieudefensie nog steeds drie drukke Haagse straten in de top tien van vieze straten: Javastraat, Benoordenhoutseweg/Raamweg, en Hoefkade. Deskundigen verwachten op basis van deze tussenrapportage dat de luchtkwaliteit in deze drie straten in 2015 de EU normen zal overschrijden.
In de beantwoording van de schriftelijke vragen over luchtkwaliteit van de HSP op 28 mei 2013 wordt gesteld dat de meetmethode met Palmes-buisjes indicatief is. Deskundigen stellen echter dat de rekenmethode van het RIVM uitgaat van gemiddelden en aannames en daardoor vaak een lagere uitslag geeft. De meetmethode met de Palmes-buisjes laat na een jaar meten een reëel beeld zien van het NO2-gehalte in de lucht.
Op basis van de beantwoording van de schriftelijke vragen over luchtkwaliteit van 2013-05-28 en het Volkskrant-artikel dd. 2013-09-05 heb ik samen met Bas Sepers (PvdA) op basis van art. 38 van het Algemeen Reglement de volgende schriftelijke vragen.

Graag ontvangen wij de antwoorden op deze vragen voor 8 oktober a.s., zodat deze kunnen worden meegenomen in de bespreking van 9 oktober a.s. in de commissie Leefomgeving.

1. Kent het college het onderzoek van de GGD van Amsterdam waarin wordt geconcludeerd dat de RIVM-rekenmethode structureel lager scoort dan de Palmes-buisjesmethode?

Ja.

2. Als één van de oorzaken wordt genoemd dat in de binnensteden meer oudere (en vuilere) auto’s rijden dan in de rest van Nederland. Kan het college aangeven of dit gegeven van invloed is voor de resultaten van RIVM-rekenmethode in Den Haag? En zo ja, op welke manier wordt dit gecorrigeerd?

Deze vraag is lastig te beantwoorden. Het RIVM verwerkt de jongste inzichten in de samenstelling van het verkeer specifiek in steden immers in de jaarlijkse actualisering van de emissiefactoren en stedelijke achtergrondconcentraties, waarmee Monitoringstool rekent. Met andere woorden: Het RIVM houdt reeds rekening met het genoemde verschil in wagenpark.

3. De gemeente meet zelf ook het NO2-gehalte met Palmes-buisjes. Kan het college aangeven op welke drukke Haagse straten zij gemeten heeft en wat daar na een jaar de gemeten NO2-waarden waren? Zijn deze ook structureel lager dan de RIVM-rekenmethode? Zo ja, kloppen de ingevoerde gegevens dan wel?

De gemeente laat Buro Blauw al jaren op meer dan 100 plaatsen in de stad de NO2 –concentraties meten. Dit gebeurt langs zeer drukke wegen, en langs wegen in stedelijk gebied, in het stadscentrum en in woonwijken, en op plaatsen die een indruk geven van de achtergrondconcentratie. Hierover rapporteert Buro Blauw jaarlijks. De jaarrapportages over 2012, 2011 en 2010 staan op de gemeentelijke website onder ‘meten van luchtkwaliteit’. Bij de drukke wegen zitten ook de Haagse straten uit de Volkskrant-lijst. De Palmes-meetcijfers in de jaarrapportages zijn gecorrigeerd voor structurele afwijkingen ten opzichte van de RIVM-meetstations.
Wat voor de meetpunten van Milieudefensie geldt, geldt ook voor sommige gemeentelijke meetpunten: lang niet alle meetpunten voldoen aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteit, en ook de rekengegevens zijn natuurlijk niet 100% nauwkeurig. Daardoor is één op één vergelijken met berekeningen voor elk punt van beperkte betekenis. Toch heeft de gemeente dit voor 2010 en voor 2011 geprobeerd. De uitkomsten zijn in de voortgangsrapportages luchtkwaliteit over die jaren (RIS246123, respectievelijk RIS257886) ter kennis van de raad gebracht (voor 2012 gebeurt dit in de volgende voortgangsrapportage). De jaargemiddelden 2010 van de Haagse meetpunten die aan de voorschriften voldoen blijken goed overeen te komen met de rekenuitkomsten. Voor 2011 kwamen de metingen gemiddeld zelfs wat lager uit dan de berekeningen. Recent heeft het RIVM deze vergelijking nog eens overgedaan voor de meetpunten in Den Haag en elders, en heeft geconstateerd dat de Monitoringstool boven verwachting voldoet.

4. Als ijkpunten voor de RIVM-rekenmethode worden drie meetstations gebruikt. Eén van die meetstations (meetstation 445 aan de Amsterdamse Veerkade) staat nog steeds op de voormalig vieste straat van Nederland, waar veel minder verkeer rijdt. Is het college bereid om het RIVM te vragen om ook een meetstation in te richten op één van de drie straten die in het artikel van de Volkskrant worden genoemd? Zo nee, waarom niet?

Over die kwestie is in het verleden reeds (herhaaldelijk) contact met het RIVM geweest. Het landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) is gepolst over een mogelijke wijziging c.q. uitbreiding van haar metingen in Den Haag. Volgens het RIVM is verdere uitbreiding of aanpassing van dit meetnet, kijkende naar taak, capaciteit en budget voor het LML niet aan de orde. Ook DCMR Milieudienst Rijnmond heeft geadviseerd om geen nieuwe stations aan te (laten) leggen (zie Voortgangsrapportage 2012 Actieplan luchtkwaliteit, RIS257886, bijlage 2), maar het huidige gemeentelijke meetnet in stand te houden gezien de waarde van de langjarige meetreeksen voor trendanalyse. Het RIVM acht het huidige LML dus voldoende.

5. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van 2013-05-28 stelt het college dat volgens de RIVM-rekenmethode de luchtkwaliteit in de hierboven genoemde drie vieze straten van Den Haag in 2015 zal voldoen aan de EU-norm. Kan het college, op basis van de tussenrapportage van Milieudefensie met zekerheid aangeven of de luchtkwaliteit in 2015 zal voldoen aan de EU-normen? Zo nee, waarom niet?

Volgens de prognoses van de Monitoringstool wordt er in 2015 op de genoemde plekken voldaan aan de EU-normen. De resultaten van de metingen van Milieudefensie geven geen aanleiding om van die prognose af te wijken. Zie ook antwoord vraag 3. Misschien past nog enkele kanttekening bij de wijze waarop Milieudefensie de metingen (niet alleen) in de Haagse straten heeft verricht. Alleen de meting op de Raamweg is verricht op een manier die, volgens de gegevens van bijlage 2 van het Milieudefensierapport, overeenkomt met de landelijk geldende voorschriften terzake. De andere metingen zijn gedaan op een zodanig korte afstand van de
weg, dat daaruit vanzelfsprekend zeer hoge concentraties volgen. De vergelijking met een meting van kamertemperatuur ligt voor de hand: dat doe je ook niet door een thermometer op een radiator te leggen. Milieudefensie wijdt aan het meten (ver) binnen de voorgeschreven afstanden op pag. 8 van hun rapportage de volgende woorden: “Aangezien Milieudefensie geen metingen uitvoert om het rekenmodel (dan wel de metingen van de vaste meetstation) te toetsen, is afwijking van deze rekenregels, mits beargumenteerd, geen probleem. Als bijvoorbeeld een speelplaats op 2 meter afstand van de weg ligt, mag daar van Milieudefensie gemeten worden. Het is dan alleen lastiger om de meetresultaten later te vergelijken met de resultaten van de rekenmodellen(…). De vergelijkingen tussen onze meetresultaten en de modelberekeningen van het RIVM zullen we in het eindrapport, aan het einde van onze campagne, presenteren.” Het college merkt daarbij op, dat die komende vergelijking niet zozeer lastig zal zijn, alswel van geringe wetenschappelijke waarde. Tenslotte missen wij de argumentatie van het afwijken van de meetvoorschriften, die Milieudefensie zalf daaraan als voorwaarde stelt. Men meldt dat men mits beargumenteerd” kan afwijken, maar laat vervolgens die argumentatie systematisch achterwege. In die zin is de rapportage teleurstellend.

Het college van burgemeester en wethouders,
de locosecretaris, de burgemeester,
G.J. Boot J.J. van Aartsen