Vragen over Participatieplaatsen Haeghe Groep

De raadsleden de heer Van Kent en mevrouw Van der Gaag hebben op 20 mei 2016 een brief met daarin negen vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt. De SP-fractie ontvangt met enige regelmaat meldingen van Haagse bijstandsgerechtigden die in het kader van de Participatiewet verplicht worden te werken zonder loon. Dit vaak zonder uitzicht op een betaalde baan.
 
1. Klopt het dat bijstandsgerechtigden die bij de Haeghe Groep worden tewerkgesteld in het kader van de Participatiewet
niet allemaal evenveel uren per week hoeven te werken? Zo ja, hoe zijn deze verschillen te verklaren en hoe voorkomt
men dat er hier sprake is van willekeur?

Ja, het klopt dat niet alle bijstandsgerechtigden even veel uur werkervaring opdoen op een
participatieplaats bij de Haeghe Groep. De hoeveelheid uren is maatwerk en afhankelijk van iemands
arbeidsvermogen (mogelijkheden en beperkingen).

2. Hoeveel bedraagt het inkomensverschil tussen bijstandsgerechtigden die bij de Haeghe Groep
worden tewerkgesteld en hun directe collega’s die in het kader van de Wet sociale
werkvoorziening exact hetzelfde werk uitoefenen? Hoe kijkt de wethouder er tegenaan dat
meerdere bijstandsgerechtigden bij de SP en HSP hebben aangegeven dit inkomensverschil als
discriminerend te ervaren?

De participatieplaatsen bij de Haeghe groep kunnen niet vergeleken worden met de banen die in het
kader van de Wet sociale werkvoorziening worden aangeboden door de Haeghe Groep.
In het geval van een brugplek staat de ontwikkeling van de bijstandsgerechtigde, aan de hand van een
ontwikkelplan, centraal. Dit is een traject van maximaal zes maanden bij de Haeghe Groep, bedoeld
om te re-integreren met behoud van uitkering. De werkzaamheden die tijdens dit traject worden
gedaan zijn met name gericht op het opdoen van werknemerscompetenties. Naast deze
werkzaamheden worden ook aanvullende activiteiten aangeboden, zoals cursussen, gesprekken,
coaching en testen, gericht op de re-integratie van deze personen.
Bij de SW-medewerkers staat de productie centraal. Zij werken, vanwege hun arbeidsbeperking, hun
gehele arbeidzame leven bij de Haeghe Groep en doen dit op basis van een arbeidsovereenkomst
waarop de cao Wsw van toepassing is.

Graag willen wij u de volgende casus voorleggen:
De heer X is bijstandsgerechtigd en moet verplicht vier dagen per week werken in het
groenonderhoud. X heeft voornamelijk werkervaring opgedaan als ICT-er en heeft op eigen initiatief
een vrijwillig arbeidscontract geregeld bij een leerwerkbedrijf dat actief is binnen de ICT-sector.
X krijgt van de gemeente echter geen toestemming om deze vrijwilligersfunctie uit te oefenen en
wordt verplicht zijn werkzaamheden in het groenonderhoud voort te zetten.

3. Kunt u in het licht van deze casus, die gebaseerd is op een melding die bij de SP en HSP-fracties is
binnengekomen, toelichten hoe de gemeente tot het oordeel zou kunnen komen dat verplicht
schoffelen voor de heer X meer bijdraagt aan zijn re-integratie dan het uitoefenen van een
vrijwilligersfunctie in zijn eigen werkveld?


Er kunnen meerdere redenen zijn waarom de gemeente geen toestemming heeft gegeven.
Beantwoording van individuele casuïstiek is daarom speculatief. Zoals bekend heeft de dienst SZW een
klachtenprocedure waarbij alle persoonlijke omstandigheden kunnen worden gewogen. De persoon
die in de casus wordt beschreven kan zijn klacht via deze weg voorleggen.

4. Hoe vaak is het in 2015 en 2016 voorgekomen dat bijstandsgerechtigden op eigen initiatief een
vrijwilligersfunctie hebben geregeld, maar geen toestemming hebben gekregen om deze functie
uit te oefenen in het kader van hun re-integratietraject? Kunt u uiteenzetten hoe SZW dergelijke
aanvragen beoordeelt? Komt hier een second opinion aan te pas, om te voorkomen dat er sprake
is van willekeur? Zo nee, waarom niet?

SZW houdt niet bij hoeveel bijstandsgerechtigden op eigen initiatief een vrijwilligersfunctie hebben
geregeld , maar geen toestemming hebben gekregen om deze functie uit te oefenen in het kader van
hun re-integratietraject. Het is daarom niet mogelijk hier cijfers over aan te leveren.
De bijstandsgerechtigden kunnen het verzoek mondeling doen bij hun werkbegeleider. Vervolgens
beoordeelt de werkbegeleider het verzoek. Bij die beoordeling geldt dat het traject richting werk vóór
vrijwilligerswerk gaat. Bij het beoordelen van het verzoek vindt er geen second opinion plaats. Wel
kunnen bijstandsgerechtigden gebruik maken van de klachtenprocedure. Deze klachtenprocedure is
mede bedoeld om eventuele onbedoelde willekeur te voorkomen.
De SP en HSP hebben meerdere meldingen ontvangen van 50-plussers in de bijstand die binnen de
Haeghe Groep zijn tewerkgesteld. Langdurige werkloosheid is onder 50-plussers een hardnekkig
probleem. Hierdoor kan verplichte tewerkstelling op een Participatieplaats door deze doelgroep als
extra uitzichtloos worden ervaren.
RIS 294296

5. Op welke wijze houden werkbegeleiders momenteel rekening met de positie van 50-plussers die
onder de Participatiewet vallen en de extra inspanningen die nodig zijn om deze doelgroep aan
een betaalde baan te helpen?

Middels het actieplan Den Haag maakt werk van ouderen (RIS 2868875) wordt extra ingezet op de
doelgroep 50+. De werkbegeleiders geven hier nader invulling aan.

6. Is het college bereid het inkomen aan te vullen tot het Wettelijk Minimumloon indien de duur van
een Participatieplaats langer is dan 3 maanden? Zo nee, waarom niet?

De benodigde duur van een participatieplaats verschilt per kandidaat en is dus maatwerk, maar is
begrensd op een maximum van zes maanden. Voor de hele duur geldt het uitgangspunt dat op een
Leerwerkplek het accent ligt op het ontwikkelen van vaardigheden en competenties, gericht op het
verkrijgen van een betaalde baan. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in het protocol Voorkomen van
Verdringing en Werken zonder Loon. Vanwege deze uitgangspunten moet de participatieplaats vooral
gezien worden als plek waar kandidaten zich ontwikkelen met behoud van uitkering, en niet als een
omgeving waarin productie voorop staat. Aanvulling tot het Wettelijk Minimumloon is daarom niet
van toepassing op de participatieplaats. Wel ontvangen bijstandsgerechtigden na zes maanden op een
leerwerkplek een eenmalige premie.

7. Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de verdringingstoets en de
afspraken met de FNV die op 1 mei jl. zouden worden gepresenteerd?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen wij naar de commissiebrief “Afspraken met de FNV
over verdringing en werken zonder loon” (RIS 294384) van 15 juni jl.

8. Bijstandsgerechtigden die op een participatieplaats bij de Haeghe groep tewerk zijn gesteld
geven aan dat het in principe de bedoeling is dat zij (opbouwen naar) vier dagen (32 uur) per
week werken. In de ‘Voortgangsrapportage Den Haag maakt werk inclusief effectiviteit reintegratie’
(RIS 293908) wordt echter aangegeven dat kandidaten die werken op een brugplek in
het kader van re-integratie op de arbeidsmarkt twee dagen per week actief zijn in het
sollicitatiecentrum waar zij begeleid worden bij het solliciteren. Hoe wordt vier dagen per week
werken zonder loon gecombineerd met twee dagen op het sollicitatiecentrum?

In de rapportage, waar in de vraag naar verwezen wordt, staat: “Wanneer de kandidaat bemiddelbaar
is naar regulier werk, is de kandidaat naast het werken op de brugplek twee dagen actief in het
sollicitatiecentrum. Hier wordt de kandidaat begeleid bij het solliciteren” (blz .10). Het
sollicitatiecentrum is aanvullende dienstverlening waarmee de kandidaat wordt begeleid bij het
solliciteren, met als doel de kansen van de kandidaat op de arbeidsmarkt te vergroten. Deze
dienstverlening vraagt een tijdsinvestering van twee dagen van de kandidaat. Wanneer deze
tijdsbesteding niet mogelijk blijkt naast de brugplek, omdat de kandidaat dan een tijdsinvestering
moet doen die hoger is dan voltijd of dan wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de kandidaat,
dan zal de dienstverlening van het sollicitatiecentrum deels in plaats van de tijd op de brugplek komen.

9. Klopt het dat bijstandsgerechtigden die in het kader van een participatieplaats tewerk zijn
gesteld bij de Haeghe groep nauwelijks tot geen contact hebben met hun reguliere
werkbegeleider vanuit SZW? Zo nee, hoe vaak hebben deze bijstandsgerechtigden contact met
hun werkbegeleider? Zo ja, waarom onthoudt het college deze bijstandsgerechtigden de
mogelijkheid om in samenspraak met hun werkbegeleider tot andere stappen richting werk te
komen dan de participatieplaats waar zij op dat moment verplicht worden tot werken zonder
loon?

Bijstandsgerechtigden hebben ongeveer één keer per maand contact met hun reguliere werkbegeleider.
In het geval van een Brugplek bij de Haeghe Groep is er intensief contact tussen bijstandsgerechtigden
en hun werkbegeleider (die soms samen met bijstandsgerechtigden werkzaamheden verrichten).
Tevens is er veel contact tussen bijstandsgerechtigden en hun voorman bij de Haeghe Groep.
Ook deze voorman heeft nauw contact met WSP. Dat maakt dat bijstandsgerechtigden bij de Haeghe
Groep frequent de mogelijkheid hebben om te bespreken of er eventueel andere stappen gezet kunnen
worden richting werk.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen

1 Response
  1. Eduard

    Op zich ben ik niet tegen tewerkstelling van mensen met een uitkering, die weigeren vrijwilligerswerk te doen. Maar dit is dus echt een voorbeeld van bureaucratische verhuftering.
    Goed dat dit de nodige aandacht krijgt.