Haagse raad wil gevolgen Urgenda-zaak voor de stad weten

Een ruime meerderheid van de Haagse gemeenteraad heeft het college gevraagd om een reactie op de baanbrekende uitspraak van de rechtbank Den Haag in de zaak Urgenda vs de Staat.

De Haagse Stadspartij, D66, PvdA, Partij voor de Dieren, GroenLinks, ChristenUnie/SGP, SP, Groep Okcuoglu en de Islam Democraten brengen in herinnering dat Den Haag tot doel heeft in 2040 klimaatneutraal te zijn. In 2020 is de doelstelling een reductie van 30% ten opzichte van 1990 te realiseren. Daarmee sluit de doelstelling van de gemeente goed aan bij de uitspraak van de rechtbank.

De partijen vragen het college of de gemeente op koers ligt voor de voor 2020 gestelde doelen, en anders met voorstellen voor aanvullende maatregelen te komen waarmee wel aan de doelstelling kan worden voldaan.
Ook wil de gemeenteraad weten hoe het college de betekenis van deze uitspraak interpreteert voor gemeenten in het algemeen en voor de gemeente in Den Haag in het bijzonder.

Na het zomerreces zal de gemeenteraad uitgebreid spreken over de Agenda Duurzaamheid en de Haagse doelstelling om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Bij dat debat kunnen de partijen dan de consequenties betrekken van het rechterlijk bevel aan de Staat om de uitstoot van broeikasgassen per 2020 met tenminste 25% te beperken.

BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN van de raadsleden de heren Oudshoorn, Dander, Grinwis, Okcuoglu en Çetinkaya en de dames Zandstra, Teunissen, Vianen en Akhiat Den Haag, 21 juli 2015

Inzake: Beperking emissies broeikasgassen

De raadsleden de heren Oudshoorn, Dander, Grinwis, Okcuoglu en Çetinkaya en de dames Zandstra, Teunissen, Vianen en Akhiat hebben op 25 juni 2015 een brief met daarin vijf vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

1. Is het college bekend met de baanbrekende uitspraak van de rechtbank Den Haag in de zaak Urgenda et al versus de Staat dd. 24 juni 2015, te weten: “De rechtbank beveelt de Staat, om op de vordering van Urgenda voor zover optredend voor zichzelf, het gezamenlijke volume van de jaarlijkse Nederlandse emissies van broeikasgassen zodanig te beperken of te doen beperken, dat dit volume aan het einde van 2020 met tenminste 25% zal zijn verminderd in vergelijking met het niveau van 1990.”?

Ja.

2. Deze uitspraak verplicht de Staat om broeikasgassen te beperken of te doen beperken. Hoe interpreteert het college de betekenis van deze uitspraak voor gemeenten in het algemeen, en voor de gemeente Den Haag in het bijzonder?

De Staat moet de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 25 procent hebben teruggedrongen ten opzichte van het jaar 1990. Een lagere reductie is “onrechtmatig”, heeft de rechtbank in Den Haag bepaald. De Staat wordt aangesproken om actie te ondernemen en niet gemeenten. In die zin heeft de uitspraak geen directe betekenis voor gemeenten of voor de gemeente Den Haag in het bijzonder. Omdat deze uitspraak geen directe werking heeft voor de gemeenten, laat het zich moeilijk bepalen wat de consequenties zijn voor Den Haag. De rechterlijke uitspraak is een extra steun in de rug voor de gemeente Den Haag. Gemeente Den Haag is zich terdege bewust van de noodzaak om wereldwijd de CO2-uitstoot te beperken. De mogelijkheden en de acties om hierop te sturen liggen echter met name op nationaal niveau. Binnen de mogelijkheden en bevoegdheden op lokaal niveau spant Den Haag zich op dit moment reeds in om CO2-reductie te bewerkstelligen.

3. Eerder heeft de gemeente zich in de Energievisie het volgende doel voor 2020 gesteld: “De doelen zijn: een klimaatneutrale stad in 2040, in 2020 30% CO2 reductie (ten opzichte van 1990), 20% duurzame energie en 20% energiebesparing.” (Bron: Klimaatplan Den Haag 2011 (RIS 180175) van 5 april 2011 (pag.1)). Het geformuleerde doel van 30% CO2 reductie in 2020 sluit daarmee goed aan bij de uitspraak van de Raad van State. 3. Ligt de gemeente op koers om de voor 2020 gestelde doelen te halen?

Bij de afdoening motie backcasting, nummer 2011/m29 (RIS 258291) worden op basis van het rapport van CE Delft rond het behalen van de gestelde doelen de volgende opmerkingen gemaakt:
○ Het halen van de beleidsdoelstelling is voor meer dan de helft afhankelijk van ‘rugwind’. Daarmee wordt bedoeld, dat Europese en landelijke wetgeving zal leiden tot grootschalige reducties van de CO2 uitstoot.
○ Voor mobiliteit bestaat op dit moment geen realistische route naar klimaatneutraliteit in 2040. Voor klimaatneutrale mobiliteit zijn de ontwikkelingen in de auto-industrie doorslaggevend.
○ Maatregelen die EU en Rijksoverheid treffen, zijn beslissend. Daarom is een lobby naar die overheden, waarin op maatregelen wordt aangedrongen, belangrijk.
○ Met het realiseren van de maatregelen die in de Energievisie zijn benoemd is een investering gemoeid van € 3,7 miljard over de periode 2014 – 2040. Dat zijn grotendeels maatregelen die andere partijen dan de gemeente zouden moeten nemen. In principe liggen de kosten en baten van de investeringen dan ook bij die partijen.
○ CE Delft raadt aan het reeds ingezette beleid te intensiveren dat gericht is op het informeren, overtuigen, faciliteren en stimuleren van partijen die stappen willen zetten richting klimaatneutraliteit. Voorbeelden van maatregelen die nu al aandacht behoeven zijn: het klimaatneutraal maken van de warmte- en koude voorziening in de bestaande bouw en het realiseren van energiebesparing in de bestaande bouw.

Duidelijk is het belang om, naast de inzet die nodig is van het Rijk en Europa, het huidige beleid met kracht voort te zetten. Belangrijkste speerpunten van het huidige beleid, participatie van bewoners (energiebesparing), participatie van bedrijven (energiebesparing), uitbreiding warmtenetten en stimuleren zonnestroom, stimuleren van het fietsgebruik en inzet op het elektrisch verkeer en vervoer, worden daarom ook voortgezet. Alleen als alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen, kan het tussendoel in 2020 behaald worden. Zoals de backcastingstudie laat zien, ligt dan dat doel nog binnen bereik.

4. Indien de gemeente onvoldoende op koers ligt, kan het college voor het eind van het zomerreces voorstellen voor aanvullende maatregelen aan de raad doen toekomen waarmee wel aan de doelstelling kan worden voldaan?

Zie 3.

5. Vindt het college dat het behulpzaam zou zijn ook een concreet tussendoel voor 2030 te stellen? Zo ja, welk concreet tussendoel stelt het college zichzelf voor 2030?

Nee, het stellen van een tussendoel voor 2030 wordt op dit moment niet behulpzaam geacht. De ambitie om klimaatneutraal te zijn in 2040 is voldoende duidelijk. In 2020 en 2025 worden keuzemomenten voorzien over de inzet van aanvullende regulerende en/of financiële instrumenten. De noodzaak is afhankelijk van verschillende factoren, zoals prijsontwikkeling van energie en investeringskosten, maatschappelijk draagvlak voor uitvoeren van maatregelen uit eigen beweging, economische ontwikkeling en het beleid van de EU en het Rijk.

Het college van burgemeester en wethouders, de locosecretaris, de burgemeester, mw. A. Rietstra J.J. van Aartsen