Werkervaringsplek of onderbetaald werk?

De Haagse Stadspartij heeft samen met de SP en GroenLinks schriftelijke vragen gesteld over de werkervaringsplaatsen (wep) die de gemeente Den Haag aanbiedt aan hogeropgeleide starters. De partijen willen van het college weten of de leercomponent wel genoeg aandacht krijgt in de dagelijkse praktijk van deze ‘weppers’. Als de werkzaamheden van weppers niet wezenlijk verschillen van de werkzaamheden van de reguliere werknemers en de dagelijkse praktijk dus niet primair gericht is op leren, horen zij tenminste het wettelijk minimumloon voor hun werkzaamheden te verdienen. Nu krijgen deze weppers een bedrag dat ruim onder het bijstandsniveau ligt.

Na een recente uitzending van De Monitor is er meer aandacht gekomen voor de situatie van weppers. Uit de vele reacties van net afgestudeerden die hiermee te maken hebben blijkt dat veel weppers in een lastig parket zitten. Zij moeten werkervaring op doen om meer kans te maken op een baan en komen zo op een werkervaringsplek terecht. De werkervaringsplek is bedoeld als een soort stage waarin leren centraal moet staan. De praktijk blijkt er nogal eens anders uit te zien. Veel weppers moeten namelijk gewoon meewerken en net zoals de reguliere werknemers productieve arbeid verrichten. Van het leren komt weinig terecht. Als het leeraspect niet centraal staat in de werkzaamheden en er moet productieve arbeid gedraaid worden is er juridisch gezien sprake van een arbeidsovereenkomst. De medewerker kan dan aanspraak maken op het wettelijk minimumloon.

De Haagse fracties hebben signalen gekregen dat er bij de gemeente Den Haag enkele tientallen weppers rondlopen die voor een bedrag van rond de 800 euro hetzelfde productieve werk moeten verrichten als HBO/WO trainees en andere gemeenteambtenaren. Ook zou er op de werkervaringsplekken weinig ruimte zijn om te leren. De Haagse Stadspartij, SP en GroenLinks willen van het college weten hoe de werkpraktijk van deze weppers er precies uitziet en hoe centraal het leren staat in de werkervaringsplekken bij de gemeente Den Haag.

Hieronder de beantwoorde ingediende schriftelijke vragen:

De raadsleden mevrouw van der Gaag, de heer Van Kent en de heer Kapteijns hebben op 15 maart 2016 een brief met daarin zeven vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

1. Hoeveel hogeropgeleide starters hebben momenteel een werkervaringsplaats (WEP) bij de gemeente Den Haag?

Op dit moment zitten 29 jongeren (voornamelijk mbo en hbo niveau) op een WEP binnen de gemeentelijke organisatie.

2. Hoeveel hogeropgeleide starters hebben in 2015 als wepper voor de gemeente gewerkt, hoe lang hebben zij precies als wepper voor de gemeente gewerkt en hoeveel van deze weppers hebben bij beëindiging van de werkervaringsplaats een reguliere baan van de gemeente aangeboden gekregen?

In 2015 zijn 22 jongeren op een Werkervaringsplek gestart. Alle 15 die zijn uitgestroomd (na 4 tot 8 maanden), zijn doorgestroomd naar werk (12 binnen de organisatie) en of opleiding. De 7 overige jongeren zitten nog op een Werkervaringsplek.

3. In welke functies zijn bovengenoemde weppers precies werkzaam en hoeveel uur per week werken zij voor de gemeente?

Een WEP-er is niet werkzaam binnen een reguliere functie, maar op basis van de ontwikkelbehoefte van een WEP-er wordt een plek gecreëerd en worden werkzaamheden en ontwikkeling bepaald. Een werkervaringsplaats is voor 32 uur per week. De afdelingen waar WEP-ers zitten lopen sterk uiteen, van beleidsmatig tot secretarieel ondersteunend.

4. Op welke punten verschillen de dagelijkse werkzaamheden en begeleiding van een hogeropgeleide wepper precies van de dagelijkse werkzaamheden en begeleiding van iemand die als HBO of WO trainee voor de gemeente werkt? En wat is het verschil in de financiële beloning voor de verrichtte werkzaamheden tussen trainees en weppers?

Een Werkervaringsplek is bedoeld voor jongeren die hun studie hebben afgerond, maar door het gebrek aan relevante werkervaring niet in aanmerking komen voor een betaalde baan op niveau. De bedoeling is dat de jongere na afloop van de Werkervaringsplek een betere positie heeft op de arbeidsmarkt, binnen of buiten de gemeentelijke organisatie. De WEP-er wordt ingezet op additionele werkzaamheden. De begeleiding van de WEP-er wordt hoofdzakelijk verzorgd binnen de afdeling waar hij of zij werkt. Daarnaast wordt in de begeleiding ondersteund door het Matchpunt jongeren bij Bureau Van werk naar werk, zie ook het antwoord op vraag 6. De vergoeding voor een Werkervaringsplek bedraagt 900,- euro per maand.
Trainees daarentegen zijn net afgestudeerde high potentials die een ‘strenge’ selectie hebben doorlopen en waarmee we structureel onze organisatie willen versterken en verjongen. Een trainee werkt twee jaar voor de gemeente en wordt ingezet op een reguliere functie (twee verschillende gedurende de traineeperiode) en wordt daarin verantwoordelijk gehouden voor de resultaten die daarbij horen. Daarnaast omvat het traineeprogramma een uitgebreid ontwikkeltraject, gericht op persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling van de trainee. De trainee is een reguliere ambtenaar met bijpassend salaris, en met bijbehorende rechten en verplichtingen. De Haagse Stadspartij heeft van hogeropgeleide weppers die voor de gemeente Den Haag werken begrepen dat het leeraspect niet centraal staat in hun werkzaamheden. Deze weppers geven aan dat zij in de dagelijkse praktijk primair bezig zijn met het verrichten van reguliere productieve werkzaamheden en dat er nauwelijks aandacht en ruimte is voor het component leren.

5. Herkent het college zich in het beeld van de dagelijkse werkpraktijk van hogeropgeleide weppers zoals dat hierboven geschetst wordt? Zo nee, hoe ziet het college de verhouding tussen leren en werken in de dagelijkse praktijk van deze weppers?

Nee, het college herkent zich niet in dit algemene beeld. Een werkervaringsplaats moet binnen de gemeente primair ingezet worden voor de ontwikkeling van de WEP-er. Hierbij kan het zijn dat de ontwikkeling van een WEP-er het meest gebaat is bij ‘learning on the job’. Ervaring, maar ook onderzoek (Alter Opus, januari 2015) laat zien dat een WEP het meest waardevol is wanneer een WEP-er relevante werkzaamheden kan verrichten.

6. Op welke manier wordt geborgd dat het leeraspect centraal staat in de werkzaamheden van bovengenoemde weppers? Wordt er bij aanvang van de werkervaringsplek bijvoorbeeld een individueel opleidingsplan opgesteld en krijgen de weppers een mentor toegewezen? Kan het college een standaard wep-arbeidsovereenkomst aan de beantwoording van deze vragen toevoegen?

De WEP-er en diens leidinggevende zijn samen verantwoordelijk voor de invulling van het leeraspect in de Werkervaringsplek Zij stellen bij aanvang samen leerdoelen en een ontwikkelplan op. Hierover wordt minimaal 1x per maand met elkaar gesproken. Tevens is in de WEP-overeenkomst (zie bijlage) opgenomen dat een WEP-er recht heeft op een aanspreekpunt op de werkvloer. Bij het Matchpunt jongeren kunnen de manager en de jongere terecht met vragen. Momenteel wordt er vanuit Matchpunt jongeren gewerkt aan extra ondersteuning om de WEP-ers en managers hierin te faciliteren en tevens op naleving van de gemaakte afspraken toe te zien. Daarnaast wordt bekeken of leeraspecten collectief kunnen worden aangeboden.

7. Wij hebben vernomen dat hogeropgeleide weppers die voltijds voor de gemeente Den Haag werken een vergoeding ontvangen die ruim tien procent lager ligt dan een bijstandsuitkering. Klopt dit? Zo ja, is het college bereid deze weppers voortaan tenminste het minimumloon te betalen voor hun werkzaamheden?

De WEP-ers werken niet voltijds, maar voor maximaal 32 uur. Daarvoor ontvangen zij een vergoeding van € 900.- per maand. De rechtspositie van de WEP-er vindt zijn basis in artikel 1:2b van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag. Dit artikel, dat inhoudelijk exact gelijk is aan het landelijk geldende artikel 1:2b CAR-UWO, bepaalt dat een werkervaringsplaats kan worden aangeboden, waarvoor een onkostenvergoeding wordt betaald. De WEP-er is op grond van dit artikel geen werknemer en ontvangt daarom geen regulier loon. Ter nadere invulling van dit artikel heeft de gemeente Den Haag een circulaire vastgesteld met de rechten en verplichtingen van de WEP-er. Hierin is de genoemde onkostenvergoeding vastgesteld op € 900,-. Ter vergelijking, in andere gemeenten worden bedragen van tussen de € 250.- en € 500.- betaald. Het bedrag is bewust zo bepaald, dat de WEP-er hierdoor uit een eventuele bijstandssituatie komt. De vergoeding ligt immers boven de bijstandsnorm. Tegelijkertijd wordt met het bedrag uitgedrukt dat het niet gaat om een reguliere baan, waarbinnen normale resultaten worden verwacht. De Werkervaringsplek is immers een leerplek, waarbij het ontwikkelaspect van de WEP-er voorop staat en de resultaten in de werkzaamheden daaraan ondergeschikt zijn. Het minimumloon daarentegen past in een situatie waarin een reguliere functie wordt verricht met bijbehorende aansturing op resultaten. Om die reden is het toepassen van het minimumloon niet aan de orde.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen