Vragen over de invoering van de Taaleis

De Haagse Stadspartij en GroenLinks hebben schriftelijke vragen gesteld over de implementatie van de Taaleis, een verplicht onderdeel van de nieuwe Participatiewet. Bijstandsgerechtigden moeten vanaf 1 januari jl. kunnen aantonen dat zij voldoende Nederlandse taalvaardigheden hebben. Indien het taalniveau onvoldoende is zijn zij verplicht deze vaardigheden alsnog te verwerven.

De Haagse Stadspartij en GroenLinks zijn benieuwd naar de eerste ervaringen met de nieuwe Taaleis. Zij vragen zich onder andere af of de Taaleis ook wordt gebruikt om laaggeletterdheid op te sporen bij mensen voor wie Nederlands de moedertaal is en hoe de instroom van de vele nieuwe cursisten via de Taaleis zich verhoudt tot het reguliere aanbod van taalonderwijs voor volwassenen in de stad. De partijen vinden dat er voor iedereen die de Nederlandse taal graag wil leren een plek moet zijn maar bij beperkte capaciteit hebben gemotiveerde studenten wat hen betreft de voorkeur.

Raadslid Sanne van der Gaag (Haagse Stadspartij): “Het aantal plekken in het taalonderwijs voor volwassenen is beperkt dus daar moet zorgvuldig mee worden omgegaan. Het lijkt mij niet logisch om iemand die de taal graag wil leren weg te sturen om zo plaats te maken voor iemand die op dat moment, om welke reden dan ook, niet gemotiveerd is en op straffe van sancties van een cursus gebruik maakt. Daarbij moet er volgens mij ook goed worden gekeken naar de mate waarin het volgen van een taalcursus bijdraagt aan de kansen op werk of andere vormen van maatschappelijke participatie”.

Hieronder de schriftelijke vragen van de Haagse Stadspartij en GroenLinks:

De raadsleden mevrouw Van der Gaag en de heer Kapteijns hebben op 9 september 2016 een brief met daarin dertien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

Op 1 januari 2016 is in Den Haag de Taaleis (artikel 18b Participatiewet) in werking getreden. Voor bijstandsgerechtigden die voor 1 januari 2016 reeds een uitkering ontvangen gold er overgangsrecht, voor deze groep is de Taaleis op 1 juli 2016 van kracht gegaan.
De fracties van de Haagse Stadspartij en Groenlinks zijn benieuw naar de voortgang en voorlopige ervaringen met de implementatie van de Taaleis en de relatie tot het reguliere aanbod volwasseneneducatie en stellen, onder verwijzing naar artikel 30 van het reglement van orde, de volgende vragen:

1. In de brief ‘Investeren in volwasseneneducatie’ (RIS 283715) werd de verwachting uitgesproken dat ongeveer 7000 mensen uit het WWB bestand de taaltoets zouden moeten afleggen. Is er inmiddels duidelijk hoeveel bijstandsgerechtigden een taaltoets moeten afleggen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat het? Zo nee, waarom is dit niet duidelijk?

De taaltoets maakt onderdeel uit van de zogenoemde Persoons Profiel Scan (PPS). De PPS geeft inzicht in de re-integratie- en participatiekansen van de bijstandsgerechtigden en bevat naast een leerbaarheidstoets ook een taaltoets. Omdat het wel of niet goed kunnen spreken van de Nederlandse taal de kansen op re-integratie en participatie beïnvloedt, wordt de PPS in elk geval bij alle nieuwe bijstandsgerechtigden afgenomen. Bij het zittend bestand wordt de PPS afgenomen in een contact in het kader van participatie.
In 2016 is er tot en met 30 juni 2016 bij 2.694 bijstandsgerechtigden een taaltoets afgenomen. Naar verwachting zal deze toets in 2016 in totaal bij circa 6.000.bijstandsgerechtigden worden afgenomen.

2. In de Beleidsregels Taaleis Den Haag 2016′ (RIS 288905) staat dat er geen taaltoets wordt afgenomen bij bijstandsgerechtigden die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen maar bij wie elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Dit is onder andere het geval wanneer iemand door het college niet leerbaar wordt geacht of wanneer de inschatting wordt gemaakt dat de bijstandsgerechtigde in kwestie een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Hoe en door wie wordt er precies getoetst of een bijstandsgerechtigde leerbaar is?

Met de leerbaarheidstoets van de PPS wordt vastgesteld of de bijstandsgerechtigde niet of onvoldoende leerbaar is. Voor bijstandsgerechtigden in een re-integratietraject wordt op grond van deze uitkomst van de PPS nog nader onderzocht wat de aard van de beperking van de leerbaarheid is. Dit gebeurt aan de hand van de zogenoemde Multi-capaciteitentoets. Indien blijkt dat de bijstandsgerechtigde niet in staat is tot het leren van (de Nederlandse) taal, wordt geen taalverplichting opgelegd.

3. Wat is de precieze definitie van een grote afstand tot de arbeidsmarkt en de definitie van een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt? Hoe wordt de inschatting gemaakt of het volgen van taalonderwijs daadwerkelijk bijdraagt aan het verbeteren van de kansen op de arbeidsmarkt? Hoeveel discretionaire ruimte hebben ambtenaren bij het maken van deze inschattingen?

Bijstandsgerechtigden die naar verwachting binnen 18 maanden naar betaald werk kunnen uitstromen komen in een re-integratietraject naar werk. Als ze nog niet binnen 12 weken zijn uitgestroomd, wordt ingeschat of taalonderwijs bijdraagt aan het verbeteren van de kansen op betaald werk. Binnen de daarvoor geldende criteria heeft de consulent re-integratie de ruimte om deze inschatting te maken. Het gaat hierbij om de volgende criteria: de mate waarin het volgen van taalonderwijs de kansen voor de betrokken bijstandsgerechtigde op re-integratie vergroot, de mate waarin iemand leerbaar is en het niveau van de Nederlandse taal. Verder moet het aanbod van de Nederlandse taal passen binnen het re-integratietraject van de bijstandsgerechtigden.
Onder een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een bijstandsgerechtigde naar verwachting wel perspectief heeft om via een traject uit te stromen naar betaald werk, maar niet binnen 18 maanden. Deze bijstandsgerechtigden komen daarom vooralsnog in een participatietraject. De consulent participatie bespreekt met de bijstandsgerechtigde met een onvoldoende taalniveau de wijze waarop hij/zij de vaardigheden in de Nederlandse taal moet verwerven. Er wordt daarbij bekeken of een taalcursus bijdraagt aan het vergroten van de kansen op werk of participatie, gelet op de feitelijke afstand tot de arbeidsmarkt en de belastbaarheid van de bijstandsgerechtigde.
Onder een onoverbrugbare afstand wordt verstaan dat de bijstandsgerechtigde naar verwachting niet, ook niet via een traject, betaald aan het werk zal kunnen. Dit zijn vooral bijstandsgerechtigden met complexe structurele problemen. Aan hen wordt geen taalverplichting opgelegd.

4. Volgens de ‘Beleidsregels Taaleis Den Haag 2016’ wordt de taaltoets in vier modules afgenomen. Slaagt iemand niet voor de eerste, tweede of derde module dan is de persoon in kwestie niet geslaagd voor de taaltoets en hoeven volgende modules niet meer te worden afgenomen.
Wat zijn de gemiddelde slagingspercentages bij de taaltoetsen die tot nu toe zijn afgenomen en welk percentage van de niet geslaagde deelnemers is niet geslaagd voor module 1?

De taaltoets in de PPS bestaat uit een lees- en schrijfvaardigheidsgedeelte. De spreek- en luistervaardigheden worden beoordeeld in het gesprek met de consulent in het kader van het re-integratie- of participatietraject. Het percentage van de deelnemers dat niet slaagt voor de taaltoets is 28%. De PPS wordt bij alle nieuwe uitkeringsgerechtigden afgenomen (zie ook het antwoord op vraag 1). Dit percentage betreft dus zowel uitkeringsgerechtigden in het kader van taaleis, als overige uitkeringsgerechtigden die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen.

5. Wanneer iemand niet slaagt voor de taaltoets moet zij/hij zich binnen een maand bereid verklaren aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden van de Nederlandse taal. In de toelichting bij de beleidsregels staat dat het college in het eerstvolgende contactmoment in het kader van de arbeidsinschakeling de wijze bepaalt waarop de belanghebbende de vaardigheden in de Nederlandse taal moet verwerven. Dit kan zelfstandig zijn maar er kan ook een taalcursus worden aangeboden.
Met wie voeren de bijstandsgerechtigden het gesprek over de wijze waarop ze de vaardigheden in de Nederlandse taal moeten verwerven? Hoe en aan de hand van welke criteria wordt bepaald wie er een taalcursus gaat doen en wie op een andere manier de Nederlandse taal moet leren?

Zie het antwoord op vraag 3
.

6. Hoeveel taalcursussen zijn er in het kader van de Taaleis nodig voor het zittende bestand?

We zetten taalcursussen in ten behoeve van bijstandsgerechtigden die in een re-integratie- of participatietraject zitten. De taalcursussen zijn niet gekoppeld aan de formele taaleis, maar aan de bijdrage van taalbeheersing aan het welslagen van het traject. Op grond van de taaleis kunnen bijstandsgerechtigden ook op andere wijze vaardigheden in de Nederlandse taal verwerven, zoals via Taalmaatje.

7. Waar vinden deze taalcursussen precies plaats en hoeveel plekken heeft SZW voor 2016 ingekocht?

Taalcursussen (als bedoeld in het antwoord op vraag 6) worden niet ingekocht maar worden achteraf afgerekend op basis van realisatie. De taalcursussen vinden op meerdere plekken plaats. Onder meer bij de Taalschool+ van ROC Mondriaan en op locatie in de wijk. In 2016 zijn 500.000 euro aan middelen vanuit het Programma Onderwijs in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs beschikbaar gesteld voor taalcursussen voor bijstandsgerechtigden. Voor bijstandsgerechtigden in een re-integratietraject naar betaald werk is vanuit het Participatiebudget jaarlijks circa 1 mln euro beschikbaar voor de inkoop van taalcursussen op maat, onder meer Intensieve taaltrainingen en trainingen Taal op de werkvloer. Deze cursussen worden gegeven door Menskracht Mondriaan. Door de rijksbezuinigingen staat dit budget onder druk.

8. Hoe verhoudt de instroom van cursisten via de Taaleis zich tot het aanbod van volwasseneducatie voor andere groepen die de Nederlandse taal willen leren? Zijn de wachtlijsten voor andere groepen die de Nederlandse taal willen leren sinds 1 januari 2016 langer geworden? Hoeveel mensen staan er momenteel op de wachtlijst voor taalonderwijs ?

Het aanbod volwasseneducatie is gericht op volwassen laaggeletterden en laagopgeleide Hagenaars met een taalachterstand Nederlands als eerste taal (NT1) en Hagenaars met een achterstand in het Nederlands als tweede taal (NT2) . Hiervan zijn de meesten niet-, lager- of middelbaar opgeleid, of in de eigen taal laaggeletterd. De taalachterstand is leidend voor deelname aan cursustrajecten vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Daarmee is de groep bijstandsgerechtigden vanuit de Wet taaleis, met uitzondering van verplichte inburgeraars, één van de doelgroepen in het kader van de WEB. Op de peildatum september 2016 is voor volwasseneducatie bij ROC Mondriaan een relatief korte wachtlijst, totaal circa 600 deelnemers. Naar verwachting kunnen vrijwel al deze deelnemers nog in 2016 bij ROC Mondriaan terecht voor een taal- of rekencursus. Ondanks de grote belangstelling bij verschillende doelgroepen voor de cursustrajecten bij ROC Mondriaan waaronder EU arbeidsmigranten en laagopgeleide werknemers is, mede door de extra coalitiemiddelen 2015 -2017 voor Aanpak Taalachterstanden, de wachtlijst niet langer geworden.

9. Hoe groot is de verborgen vraag naar taalonderwijs?

Het is niet bekend hoe groot de verborgen vraag is naar taalonderwijs. Eén van de problemen van laaggeletterdheid is dat niet alle volwassen laaggeletterden het zo ervaren dat zij een probleem hebben met lezen, schrijven en rekenen. Het aantal laaggeletterden is ook niet precies bekend. Het huidige, geschatte aantal laaggeletterden in Den Haag variëert, mede afhankelijk van de interpretatie van het begrip laaggeletterdheid, tussen 65.000 tot 90.000. Dit is gebaseerd op schattingen vanuit het internationale PIAAC onderzoek (2012). In juni 2016 heeft uw raad een motie Laaggeletterdheid en Taalonderwijs aangenomen, onder andere om te onderzoeken wat er nodig is om laaggeletterdheid in de stad te verminderen. Dit onderzoek voor Den Haag is vanuit het Programma Onderwijs in gang gezet waarbij onder andere met literatuuronderzoek een inschatting wordt gemaakt van de aantallen laaggeletterden in percentages en in absolute aantallen verdeeld over de stad. Naar verwachting zal het college in februari/maart 2017 het onderzoeksresultaat aan uw raad presenteren. Met dit onderzoek verwachten we meer inzicht te verkrijgen in de verborgen vraag naar taalonderwijs in Den Haag.

10. Wordt de Taaleis ook gebruikt om laaggeletterdheid onder Nederlanders zonder migrantenachtergrond op te sporen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat dit precies in zijn werk en aan hoeveel laaggeletterde ‘oorspronkelijke Nederlanders’ is in het kader van de Taaleis inmiddels een taalcursus aangeboden?

De Taaleis op zich dient niet om laaggeletterdheid onder Nederlanders zonder migrantenachtergrond op te sporen. Immers zij hebben vrijwel altijd 8 jaar Nederlands onderwijs gevolgd en voldoen daarmee aan de taaleis. Wel worden bijstandsgerechtigden uit deze groep opgespoord doordat de taaltoets onderdeel uitmaakt van de PPS, en door alle nieuwe bijstandsgerechtigden wordt gedaan. Als uit de toets blijkt dat taal een belemmering is voor de re-integratie of participatie van de betrokken bijstandsgerechtigde, ondanks dat deze persoon 8 jaar Nederlands onderwijs heeft gevolgd, wordt een taaltraject opgelegd. Er wordt niet geregistreerd aan hoeveel laaggeletterde oorspronkelijke Nederlanders een taalcursus is aangeboden.

11. Gezien de grote omvang van het WWB bestand lijkt het aannemelijk dat er met de bestaande -capaciteit volwasseneneducatie niet voor alle bijstandsgerechtigden die SZW in het kader van de Taaleis een taalcursus wil aanbieden tegelijkertijd aanbod is.
Klopt het dat het aanbieden van taalcursussen aan bijstandsgerechtigden, gezien de beperkte capaciteit, gefaseerd zal gaan? Zo ja, om hoeveel bijstandsgerechtigden per fase gaat het en hoe ziet de systematiek er precies uit?

Het aanbieden van taalcursussen gaat niet gefaseerd vanwege de beperkte capaciteit. Wel is er sprake van fasering van aanbod doordat aan bijstandsgerechtigden bij instroom of in een gesprek in het kader van re-integratie of participatie een taalaanbod wordt gedaan. De planning van de gesprekken vindt verspreid over het jaar plaats.

12. Op basis van welke criteria wordt bepaald welke bijstandsgerechtigden het eerst voor een taalcursus in aanmerking komen?
Zie ook antwoord op vraag 11. Er is momenteel geen volgorde, waarin bijstandsgerechtigden in aanmerking komen voor een taalcursus.
13. Is het college het met ons eens dat gemotiveerde studenten gemakkelijker leren? Zo ja, wordt er voor gekozen de taalcursussen in eerste instantie in te zetten voor bijstandsgerechtigden die hier zelf voor kiezen in plaats van het beperkte cursusaanbod op te leggen op straffe van sancties?

Ja, het college is het er mee eens dat gemotiveerde studenten gemakkelijker leren. Taalcursussen worden ingezet indien het college dit nodig acht voor de re-integratie of participatie van de bijstandsgerechtigde. Indien de bijstandsgerechtigde gemotiveerd is, is dit uiteraard een voordeel.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen