bewakingscamera

Opsporing bijstandsfraude volledig doorgeslagen

De Haagse Stadspartij heeft naar aanleiding van het artikel ‘De doorgeslagen jacht op de bijstandsfraudeur’ in de Volkskrant van afgelopen weekend schriftelijke vragen gesteld aan het college. In het artikel komt naar voren dat gemeenten in de jacht op bijstandsfraudeurs volledig zijn doorgeslagen. Sociale diensten gebruiken verborgen camera’s en gps-trackers om bijstandsfraude op te sporen. Waarbij de politie bij strafrechtelijk onderzoek toestemming moet krijgen van de officier van justitie om deze middelen in te zetten, kunnen sociale diensten gewoon hun gang gaan.

De voorbeelden die in de Volkskrant worden beschreven roepen bij raadslid Fatima Faïd van de Haagse Stadspartij de vraag op of de gemeente Den Haag op dezelfde manier omgaat met haar bijstandsgerechtigden. Bijstandsovertredingen zijn vaak het gevolg van complexe bijstandsregels. Het helpt ook niet dat een deel van deze cliënten laag opgeleid en laaggeletterd zijn wat de kans op onbedoelde fouten alleen maar groter maakt. Dit stelt ook de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen.

Fatima Faïd: ‘Natuurlijk is de Haagse Stadspartij van mening dat fraude met gemeenschapsgeld aangepakt moet worden, maar het onfatsoenlijk omgaan met de basisrechten en waardigheid van mensen die al heel kwetsbaar zijn kan nooit de bedoeling zijn.’

Schriftelijke vragen

Het raadslid mevrouw Faid heeft op 18 juni 2018 een brief met daarin zestien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

1. Is het college bekend met het artikel in de Volkskrant van 16 Juni 2018 met de titel “De
doorgeslagen jacht op de bijstandsfraudeur.”?

Ja, het college is bekend met dit artikel.

2. Klopt het dat in 2016, 5,4 miljoen euro is teruggevorderd aan onterecht verstrekte
Bijstandsuitkeringen?

Ja, dit is beschreven in de commissiebrief van 22 augustus 2017 (RIS297677).

3. Hoeveel is teruggevorderd in 2017?

De commissiebrief met daarin de resultaten van 2017 wordt in het najaar aan de commissie
Samenleving toegezonden.

4. We will graag weten hoeveel rechercheurs in loondienst zijn bij de sociale dienst.

Er zijn 4 sociaal rechercheurs in loondienst. Daarnaast zijn er 30 fte handhavers. Zij houden zich eveneens bezig met fraude onderzoeken en maken daarbij gebruik van hun toezichthoudende bevoegdheden.

5. Maken we, als gemeente, daarnaast ook gebruik van handhavings- en opsporingsbureaus? Zo ja, welke en hoe vaak? Onder welke voorwaarden worden deze bureaus uitbetaald? Is er sprake van bijvoorbeeld prestatiebeloning?

Voormalig Staatssecretaris Jetta Klijnsma heeft in september 2014 het standpunt ingenomen dat opsporing een gemeentelijke kerntaak is die niet mag worden uitbesteed. Den Haag maakt dan ook geen gebruik van externe handhavings- en opsporingsbureaus. Alléén voor onderzoek naar vermogen in het buitenland is het gemeenten toegestaan om gebruik te maken van een extern bureau, namelijk van het Internationaal Bureau voor Fraude-informatie (IBF). Het IBF is een onderdeel van het UWV. Aan die onderzoeken zijn voor de gemeente geen kosten verbonden. De kosten van onderzoek worden door het IBF bij het ministerie in rekening gebracht. In 2016 heeft de gemeente Den Haag 27 verzoeken ingediend om onderzoek te doen naar vermogen in het buitenland. In 2017 waren dat er 16.

6. Is er ook sprake van rechercheurs en/of managers die op zzp-basis werken? Zo ja, onder welke voorwaarden wordt men uitbetaald? Is er bijvoorbeeld sprake van prestatiebeloning?

Nee, binnen de afdeling handhaving van Dienst SZW zijn geen rechercheurs, managers of andere medewerkers in dienst die op zzp-basis werken. Personen die op tijdelijke basis bij de afdeling handhaving werken worden tegen uurtarief via (gespecialiseerde) uitzendbureaus ingehuurd. Van prestatiebeloning is geen sprake. In het artikel wordt er melding gemaakt van de inzet van verregaande opsporingsmiddelen, zoals camera’s, peilbakens, surveillance, verhoren en ondervraging van minderjarigen.

7. Kunt u aangeven hoe vaak er in 2016 en 2017, gebruik is gemaakt van camera’s, peilbakens en surveillance in de opsporing van eventuele bijstandsfraude?

Vooropgesteld wordt dat bij íeder onderzoek zo min mogelijk inbreuk wordt gemaakt op de privacy van betrokkenen. Allereerst wordt administratief onderzoek uitgevoerd en wordt, indien nodig of wenselijk, nadere informatie opgevraagd bij de bijstandsgerechtigde. Waarnemen, posten, volgen en het afleggen van een huisbezoek zijn niet aan de orde als de hiervoor genoemde aanpak volstaat voor het kunnen doen van afdoende onderzoek. Fraude onderzoeken beginnen in het bestuursrecht, tenzij sociaal rechercheurs zaken direct vanuit het Openbaar Ministerie krijgen aangereikt: dan beginnen ze in het strafrecht. Binnen de kaders van het bestuursrecht is de gemeente vanuit haar toezichthoudende taken bevoegd tot het verrichten van onderzoek, het vaststellen van fraude en het bepalen van de hoogte van een boete. Dit gaat volgens voorgeschreven regels, voortkomend uit wetgeving en jurisprudentie. Als gaandeweg een onderzoek blijkt dat de fraude zeer omvangrijk is, een lange periode beslaat en het fraudebedrag €50.000,00 of meer bedraagt, dan wordt verdere afhandeling van het onderzoek strafrechtelijk. De gemeente (i.c. de sociaal rechercheur) verricht het onderzoek, de strafrechter bepaalt de strafmaat. Aan de inzet van een camera ligt in alle gevallen een justitieel bevel ten grondslag. Hiervoor is altijd overleg met en toestemming van het Openbaar Ministerie voor nodig. In 2016 is er twee keer en in 2017 één keer gebruik gemaakt van camera-observatie. Dit wordt uitsluitend in strafrechtzaken ingezet en alleen dan als het Openbaar Ministerie daarmee instemt. Van een peilbaken is in de gevraagde periode geen gebruik gemaakt. Ook voor de inzet van een peilbaken is een justitieel bevel, overleg met en toestemming van het OM nodig. Van stelselmatige observatie, het zogenaamde posten wordt ook door Haagse handhavers gebruik gemaakt. Er wordt, alvorens deze onderzoeksmethode in te zetten, eerst zorgvuldig gekeken naar de noodzaak daarvan voor het voorliggende onderzoek. De duur van de interventie is gesteld op maximaal 14 dagen. Er wordt op verschillende momenten van de dag kort geobserveerd, variërend van enkele minuten tot een half uur. Het aantal momenten dat er wordt geobserveerd wisselt per onderzoek. Voorop staat dat er niet méér wordt gepost dan strikt noodzakelijk. Er wordt niet apart bijgehouden in hoeveel onderzoeken en hoe vaak per onderzoek wordt geobserveerd. Ook maken handhavers gebruik van het zogenaamde ‘volgen’. Hier wordt eveneens afgewogen of deze onderzoeksmethode voor het voorliggende onderzoek noodzakelijk is. Volgen wordt bijvoorbeeld ingezet in onderzoeken naar samenwoning en (zwart) werken. De observatie dat iemand het huis verlaat, in een auto stapt en aan het einde van de straat linksaf slaat, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de persoon in kwestie naar het werk rijdt of naar het adres van een vermeende partner. Dat moet feitelijk worden aangetoond. Daarom strekt het volgen van een persoon zich in die situaties uit tot aan het moment dat een vermeend werkadres of adres van een partner wordt bereikt.

8. Hoeveel uren en FTE’s zijn hiermee gemoeid?

In totaal houden 34 fte zich bezig met de opsporing van fraude, waaronder 4 sociaal rechercheurs. De tijd die aan de verschillende opsporingsmethoden wordt besteed wordt niet apart geregistreerd.

9. Hoevaak heeft het inzetten van opsporingsmiddelen geleid tot constatering van
Bijstandsfraude?

Wel op dossierniveau, maar niet op geaggregeerd niveau wordt bijgehouden welke middelen zijn ingezet bij onderzoek. Datzelfde geldt voor de mate waarin van die middelen gebruik is gemaakt. Voor alle onderzoeken geldt dat de inzet van opsporingsmiddelen proportioneel moet zijn. In 2015 en 2016 is in respectievelijk 2.058 en 2.011 onderzoeken fraude aangetoond (RIS 297677).

10. Kunt u de totale kosten die gemaakt worden bij de opsporing van bijstandsfraude in kaart
brengen? Graag gespecificeerd en voor de jaren 2015, 2016 en 2017.

De kosten van de afdeling Handhaving en Fraude bedroegen in genoemde jaren:
2015 €
Salariskosten 3.766.306
Materieel 154.785
totaal 3.921.091

2016 €
Salariskosten 4.026.352
Materieel 217.956
totaal 4.244.308

2017 €
Salariskosten 4.117.670
Materieel 176.766
totaal 4.294.436

Bovengenoemde bedragen maken deel uit van de totale apparaatslasten. Hierover is gerapporteerd in de betreffende jaarrekening. Bij strafrechtelijke verdenking van strafbare feiten, heeft een verdachte zwijgrecht en recht op een advocaat bij het verhoor.

11. Is dat bij de opsporing van bijstandsfraude door de sociale dienst ook zo? Zo ja, wanneer
worden cliënten hierop gewezen? En hoeveel verdachte cliënten hebben in 2017 en 2016 gebruik gemaakt van hun recht op juridische bijstand en/of zwijgen?

Er bestaat een verschil tussen het strafrechtelijk verhoren en het bestuursrechtelijke hoor en
wederhoor. Zo is men binnen de kaders van het strafrecht niet verplicht tot antwoorden en heeft een beroep op dat zwijgrecht geen verdere gevolgen. Binnen het bestuursrecht daarentegen is men op grond van de wettelijke inlichtingenverplichting wél verplicht tot antwoorden. Daar geen medewerking aan verlenen kan er toe leiden dat de bijstandsverlening wordt beëindigd, omdat het recht op bijstand bij gebrek aan informatie niet kan worden vastgesteld. Als er sprake is van een oproep tot verhoor op basis van het strafrecht, dan wordt voorafgaand aan het gesprek altijd de hulp van een advocaat geadviseerd. Dat advies is een verplichting volgend uit het Wetboek van Strafvordering. Er wordt niet bijgehouden hoeveel verdachten gebruik hebben gemaakt van het recht op juridische bijstand of het recht om te zwijgen. Hoewel de verplichting om bijstandsgerechtigden te wijzen op de mogelijkheid van juridische bijstand in het bestuursrecht niet bestaat, attendeert de gemeente Den Haag belanghebbenden er altijd op dat ook zij zich juridisch kunnen laten bijstaan bij een hoor en wederhoor gesprek.

12. Heeft de sociale dienst een protocol of beleid voor het voeren van verhoren? Zo ja, zijn die openbaar?

Na afloop van een onderzoek wordt de belanghebbende bijstandsgerechtigde uitgenodigd voor een gesprek (hoor en wederhoor of verhoor). Tijdens dat gesprek wordt betrokkene geïnformeerd over het feit dat een onderzoek heeft plaatsgevonden en worden de onderzoeksbevindingen besproken. Er is geen specifiek protocol of beleid voor het voeren van verhoren. Tijdens verhoor of een hoor en wederhoor gesprek wordt rekening gehouden met de rechten en plichten van de bijstandsgerechtigde burger. De rechten en plichten van een strafrechtelijke verdachte met betrekking tot verhoor zijn openbaar en staan beschreven in het Wetboek van Strafvordering. Sociaal rechercheurs houden zich daaraan.

13. Worden verhoren beleidsmatig opgenomen en ter beschikking gesteld aan de client?
Worden opnamen bij bezwaar en beroepen ter beschikking gesteld aan de bestuursrechter? Zo niet, waarom niet?

Sociaal rechercheurs of medewerkers van bezwaar en beroep maken geen audio of audiovisuele opnames van verhoren of hoor en wederhoorgesprekken. De eventuele waarde daarvan in vervolg procedures weegt niet op tegen de privacy belangen van betrokken burger, juridische vertegenwoordiging en ambtenaren. Mocht de betrokken burger het gesprek voor eigen doeleinden willen opnemen, dan kan dat voorafgaand aan het gesprek kenbaar worden gemaakt. Hiervoor is een protocol beschikbaar. In het artikel wordt er voorts verslag gedaan van een zeer hoge mate van willekeur/discretionaire bevoegdheid bij de vaststelling dat er sprake is van samenwoning.

14. Welke eisen/voorwaarden/normen stelt de gemeente Den Haag aan de constatering dat een bijstandsgerechtigde samenwoont? Is hier beleid voor geformuleerd? Zo ja, is het beleid
openbaar? Zo nee, waarom niet?

In artikel 3 van de Participatiewet is vastgelegd wanneer er sprake is van een gezamenlijke
huishouding. Dat is het geval indien twee personen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven voor elkaar zorg te dragen door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding, dan wel anderszins. Wederzijdse zorg kan worden aangenomen als financiële belangen tussen samenwonenden verder gaan dan het uitsluitend delen van woonlasten. Aanwijzingen daarvoor zijn het gezamenlijk doen van bepaalde uitgaven, het gebruik maken van elkaars bankrekening, een gezamenlijke verzekering of geldlening, het delen van de kosten van een gezamenlijke vakantie of als een schuld van de één wordt afgelost door de ander. Het “anderszins zorg dragen voor elkaar” kan blijken uit het samen op vakantie gaan, het verzorgen van de kinderen van de ander, gezamenlijke activiteiten zoals uit eten gaan, tv kijken, boodschappen doen of gezamenlijk maken gebruik van één auto. Het hebben van een gezamenlijk hoofdverblijf sluit het gebruik van twee adressen niet uit. Doet zich dit voor dan moet worden vastgesteld waar het zwaartepunt van het persoonlijk leven van betrokkenen zich bevindt. Op 4 juli 2017 sprak de Centrale Raad van Beroep zich over een degelijke situatie uit (ECLI:NL:CRVB:2017:2293). In deze zaak verbleef de partner van betrokken bijstandsgerechtigde dagelijks meerdere keren in de woning van de bijstandsgerechtigde. De rechter oordeelde dat het zwaartepunt van het persoonlijk leven van de partner zich in de woning van de bijstandsgerechtigde afspeelde, hoewel hij de nachten veelal in zijn eigen woning doorbracht. Op grond van artikel 4 lid 4 van de Participatiewet wordt samenwoning of een partnerschap in ieder geval aanwezig geacht als er sprake is van een zogeheten ‘onweerlegbaar rechtsvermoeden’. Dit is het geval als twee mensen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en daarnaast met elkaar gehuwd zijn geweest of nog altijd gehuwd zijn; als een kind van de één door de ander is erkend; als er een samenlevingscontract of partnerregistratie aanwezig is of als de samenwoning door andere wet- of regelgeving 1 als gezamenlijke huishouding is geregistreerd. Op grond van artikel 3 lid 2 onder a. van de Participatiewet wordt een gezamenlijke huishouding uitgesloten tussen in dezelfde woning verblijvende verwanten in de 1e graad. Dat geldt ook voor bloedverwanten in de 2e graad, op voorwaarde dat één van hen zorgbehoeftig is. Bovenstaande wetgeving en jurisprudentie zijn openbaar. Een gezamenlijke huishouding moet situationeel worden onderzocht en beoordeeld worden op feiten en omstandigheden, die niet van subjectieve aard zijn. In het artikel worden ook voorbeelden gegeven van mantelzorgers die onterecht gekort en beboet worden op grond van de “wederzijdse zorg” maatstaf.

15. Bij hoeveel van de geconstateerde gevallen van bijstandsfraude op grond van samenwonen, is er sprake van de zogenaamde “wederzijdse zorg” maatstaf?

Bij mantelzorg is er doorgaans geen sprake van wederzijdse zorg, maar van eenzijdige zorg. Als andere feiten en omstandigheden daar niet op wijzen, dan is er geen sprake van een gezamenlijke huishouding, (zie ook het antwoord op vraag 14). Mogelijk is wel de kostendelersnorm van toepassing. Als meerdere personen van 21 jaar of ouder huisvesting met elkaar delen, dan kunnen zij ook de kosten die daarmee samenhangen met elkaar delen. Zoals de kosten van voeding, huur en nutsvoorzieningen. In dat geval kan men toe met een lagere uitkering.
1 Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding

16. Welke waarborgen heeft de gemeente om misstanden in de opsporingsketen en besluitvorming (van anonieme tips tot aan de ondertekening van betwisten verklaringen) te voorkomen?

De gemeente heeft verschillende waarborgen (“checks and balances”) om misstanden in de
opsporingsketen en besluitvorming te voorkomen: ontvangen signalen worden eerst zorgvuldig gewogen om te bezien in hoeverre er sprake is van een te onderzoeken situatie. Niet alle signalen worden diepgaand onderzocht. Als er onvoldoende concrete informatie beschikbaar is en de benodigde informatie ook niet op andere wijze kan worden verkregen, dan wordt een signaal terzijde gelegd; voorafgaand aan een onderzoek wordt afgewogen welke opsporingsmethode kan worden ingezet. De gekozen opsporingsmethode moet zich proportioneel verhouden tot de ernst van het vermoeden van fraude en privacybelangen; na afloop van een onderzoek wordt de betreffende bijstandsgerechtigde uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dat gesprek wordt belanghebbende geïnformeerd over het uitgevoerde onderzoek en geconfronteerd met de bevindingen van dat onderzoek. Bij dit gesprek is altijd juridische bijstand toegestaan; voorafgaand aan een gesprek wordt gevraagd of belanghebbende zich in staat voelt om het gesprek te voeren. Onder andere belemmeringen van lichamelijke of psychische aard kunnen aanleiding vormen om het gesprek naar een ander moment te verplaatsen; als iemand de Nederlandse taal niet voldoende beheerst dan wordt, ingeval het strafrecht van toepassing is, altijd een tolk ingeschakeld. De tolkkosten komen voor rekening van de gemeente. In het bestuursrecht is het inschakelen van een tolk of tolkentelefoon niet verplicht. Het staat de belanghebbende bijstandsgerechtigde vrij om zelf iemand mee te nemen die als tolk kan optreden; na afloop van een gesprek wordt gevraagd of betrokkene zich voldoende vrij heeft gevoeld bij het afleggen van een verklaring. Indien gewenst ontvangt een bijstandsgerechtigde een afschrift van de opgetekende verklaring. Men heeft het recht om in een later stadium alsnog opmerkingen te
plaatsen bij de inhoud van de opgetekende verklaring. Er staat ook altijd een mogelijkheid van bezwaar en beroep open tegen een belastend besluit. In Den Haag wordt streng gehandhaafd op fraude. Het opsporen van fraude vindt plaats via een nauwkeurig ingericht werkproces. De rechten van bijstandsgerechtigde burgers zijn in dat proces geborgd. Interventies en opsporingsmethoden worden na zorgvuldige afweging proportioneel toegepast.

Het college van burgemeester en wethouders,
de locosecretaris,                    de locoburgemeester,
Dineke ten Hoorn Boer         Bert van Alphen

In de pers
AD, dinsdag 19 juni 2018
Dagblad070, woensdag 20 juni 2018