Directies kunstinstellingen spelen uit de maat

Vijf verschillende raadsfracties hebben schriftelijke vragen gesteld over de beloning van directies van Haagse kunstinstellingen. Onlangs verscheen het Advies Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur Den Haag. De adviescommissie heeft bij de beoordeling van subsidieaanvragen veel nadruk gelegd op het toepassen van de Fair Practice Code. Zo wordt gekeken of aan de CAO en andere regels wordt voldaan. Dit om te bezien of kunstenaars en werknemers een eerlijke beloning krijgen. Alleen de directieleden sloegen zij over, zo stellen de Haagse Stadspartij, PvdA, SP, Partij voor de Dieren en VVD in schriftelijke vragen.

De vragen volgen op een publicatie van het Het Cultureel Persbureau *. Daaruit blijkt dat directieleden van het Nationale Theater, het Nederlands Dans Theater, het Residentie Orkest en het Dans- en Muziekcentrum Den Haag beloningen ontvangen tussen de €109.840,- en €151.651,- per jaar.

Volgens de CAO Toneel en Dans mag het salaris voor directieleden in 2019 maximaal €88.478,- bedragen.

De politieke partijen willen van het college weten hoe het kan dat instellingen hun directieleden veel meer dan de CAO betalen en welke consequenties dit heeft voor hun subsidie.

Peter Bos, raadslid van de Haagse Stadspartij: “Instellingen geven aan dat zij moeite hebben hun werknemers een eerlijke vergoeding te geven, terwijl de directieleden wel zeer fors betaald worden. Dat is krom en niet te verteren. Het gaat bovendien om instellingen die extra geld krijgen tov het vorige Kunstenplan, terwijl er voor tientallen andere instellingen geen of minder geld is”.

 

*Publicatie Cultureel Persbureau:

Vergeet KLM en Booking: ook in de gesubsidieerde kunsten zijn de directeuren grootverdiener.

 

Schriftelijke vragen: Beloning directies kunst en cultuur
Indieners: Peter Bos (Haagse Stadspartij), Bulent Aydin (PvdA), Lesley Arp (SP), Robin Smit (Partij voor de Dieren) en Det Regts (VVD).

Datum: 11 juni 2020

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

N.a.v. het artikel “Vergeet KLM en Booking: ook in de gesubsidieerde kunsten zijn de directeuren grootverdiener” van het Cultureel Persbureau van 24 mei 2020 stellen wij overeenkomstig artikel 30 van het Reglement van orde de volgende schriftelijke vragen:

1. Kent het college het artikel “Vergeet KLM en Booking: ook in de gesubsidieerde kunsten zijn de irecteuren grootverdiener” van het Cultureel Persbureau van 24 mei 2020?

Ja, het college kent dit artikel.

2. Het Cultureel Persbureau heeft een quickscan gedaan in een aantal openbare jaarverslagen van Nederlandse kunstinstellingen van de over 2018 of 2019 verantwoorde beloningen van directies. Haagse kunstinstellingen die de afgelopen jaren subsidie hebben gekregen van de
gemeente Den Haag komen ook voor in de quickscan. Het gaat om Het Nationale Theater, het Nederlands Dans Theater, het Residentie Orkest en het Dans- en Muziekcentrum Den Haag. Is het college daarvan op de hoogte?

Ja, het college is hiervan op de hoogte.

3. Directieleden van deze instellingen hebben over 2018 of 2019 beloningen ontvangen tussen de €109.840,- en €151.651,- per jaar. Het betreft beloningen inclusief belaste onkostenvergoedingen en op termijn beschikbare pensioenbetalingen. Is het college daarvan op
de hoogte? Zo nee, waarom niet?

Ja, het college is hiervan op de hoogte.

4. Volgens de Beleidskaders Kunst en Cultuur 2017-2020 en 2021-2024 dienen subsidieaanvragende instellingen de Governance Code Cultuur te volgen en toe te passen. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

Ja,in die zin dat de instellingen dienen bij de jaarverantwoording te reflecteren op de Codes, dit is echter geen subsidie-eis.

5. Volgens de Governance Code Cultuur dient het beloningsbeleid voor de medewerkers van de organisatie overeen te stemmen met wettelijke voorschriften en subsidievoorwaarden. Het hanteren van de CAO Toneel en Dans is een wettelijk voorschrift voor veel van de hiervoor genoemde instellingen. Volgens deze CAO is het maximum salaris voor artistieke en zakelijke directieleden in 2019 een bedrag van €6.827,- per maand. Dit komt incl. vakantietoeslag neer op een jaarlijkse beloning van maximaal €88.478,-. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

Nee, dit is onjuist. In de salaristabel is het bruto maandsalaris opgenomen, dit is exclusief werkgeverslasten en eventueel andere vergoedingen. Veelal vallen directeuren van theaters en concertgebouwen niet onder de cao Nederlandse Podia en daarmee ook niet onder het functie- en salarisgebouw van de cao. Voor de bezoldiging van directeuren is een richtlijn opgesteld door de VSCD en Werkgeversvereniging Nederlandse Podia: (https://www.caonederlandsepodia.nl/downloads). In de richtlijn is rekening gehouden met de complexiteit van organisaties, de omzet, hoeveelheid medewerkers en of er sprake is van een bestuurders verantwoordelijkheid. De cao Toneel en Dans gaat uit van een omzet van € 2 mln. per jaar, de omzet van de genoemde instellingen uit het artikel is vele
malen hoger.

6. Hoe kan het dat de hiervoor genoemde directieleden ruim boven dit bedrag zitten?

Zie het antwoord op vraag 5.

7. Kan het college een overzicht geven van alle andere subsidieontvangende culturele instellingen die hun directies boven de cao hebben beloond? Zo nee, waarom niet?

Nee, niet alle instellingen zijn aangesloten bij een cao. Daarnaast zijn er binnen de culturele sector diverse cao’s geldig en vallen directeuren van theaters en concertgebouwen niet onder een cao. Daarbij is de cao geen criterium waarnaar gevraagd wordt en waarop getoetst wordt. De Wet normering topinkomens (WNT) is dit wel. De gemeente Den Haag rapporteert aan de raad of instellingen salarissen uitbetalen die boven de WNT liggen. In de gesubsidieerde culturele sector worden geen directeuren boven de WNT beloond.

8. Volgens de Governance Code Cultuur beslist de raad van toezicht vanuit de werkgeversrol over de arbeidsvoorwaarden en beloning van de leden van het bestuur. Wat vindt het college van het feit dat alle raden van toezicht van eerder genoemde instellingen de arbeidsvoorwaarden en hoge beloningen van directieleden hebben geaccordeerd?

De hoogtes van de salarissen worden via benchmarking vastgesteld of volgens de eerder genoemde richtlijn en zijn dan ook marktconform binnen de sector. De salarissen van de directieleden voldoen aan de eisen van de WNT, het wettelijke kader voor de Raad van Toezicht.

9. Volgens het Beleidskader Kunst en Cultuur 2021-2024 dienen subsidieaanvragende instellingen de Fair Practice Code te volgen en toe te passen. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

In het Beleidskader Kunst en Cultuur 2021-2024 staat dat instellingen de Fair Practice Code toepassen.

10. Doel van de Fair Practice Code is o.a. het tegengaan van ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Zo is in de Fair Practice Code het volgende opgenomen: “Tegenover werk staat een eerlijke vergoeding. Hierbij worden cao’s en honorariumrichtlijnen
zoveel mogelijk aangehouden.” Is het college met ons van mening dat het aanhouden van de CAO ook van belang is als het gaat om (hogere) salarissen van directies en dat grote verschillen in beloning van medewerkers van culturele instellingen zoveel mogelijk voorkomen dienen te worden? Zo nee, waarom niet?

Het verkleinen van beloningsverschillen binnen de sector is niet een doel of een middel dat het college nastreeft, het doelmatig besteden van subsidies is dit wel. Het college is van mening dat goed werkgeverschap inclusief beloning gestimuleerd moet worden, vandaar de uitgangspunten in het Beleidskader. De exacte invulling van de Codes is aan de instellingen zelf. Hierbij dient opgemerkt te
worden dat de Codes voortkomen uit de sector zelf.

11. Volgens artikel 18, lid 1 van de Algemene Subsidieverordening Den Haag dient de subsidieontvanger, waarop artikel 4.1 eerste en tweede lid van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en artikel 4.2 van de Wet normering
bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is het college eens per jaar gegevens en de motivering te zenden zoals bedoeld in deze wet. Hoe controleert het college of hieraan voldaan wordt?

Via de jaarrekening met controle van een onafhankelijke accountant. Gesubsidieerde instellingen dienen jaarlijks de jaarrekening, het jaarverslag en een bestuurdersverklaring in om de subsidie over dat jaar vast te kunnen laten stellen door de gemeente Den Haag. De onafhankelijke accountant van de instelling controleert de jaarrekening waaronder of de instelling zich aan de WNT norm heeft gehouden en het bestuur dient ieder jaar een verklaring in waarin wordt verklaard dat zij zich aan de WNT norm heeft gehouden.

12. Artikel 18, lid 4 van de Algemene Subsidieverordening Den Haag luidt: “Indien bij de subsidieontvanger een onevenredig deel van de subsidie aan het betalen van topsalarissen wordt besteed, dan motiveert het college aan de raad of zij het wenselijk vindt – op grond van doelmatigheid en doeltreffendheid – of zij het wenselijk acht de subsidierelatie in de huidige vorm en omvang te laten voortbestaan, of dat het college liever met andere partijen in zee wil gaan.” Is het college met ons van mening dat instellingen die hun directieleden veel meer dan de CAO betalen het risico lopen om gekort te worden op hun subsidie, danwel dat de subsidie beëindigd wordt? Zo nee, waarom niet?

Nee. Het college verstrekt alleen subsidie voor noodzakelijke en redelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten. Dat geldt ook voor de salarissen van de directieleden. Uit vaste  jurisprudentie van de Raad van State blijkt ook dat wel is toegestaan regels te stellen over de besteding van de subsidie en te bepalen dat subsidie niet of slechts in bepaalde mate mag worden besteed aan salarissen of overhead, maar dat de subsidie niet mag worden gebruikt als instrument voor het voeren van topinkomensbeleid. 1 Indien en voor zover subsidie anders wordt besteed dan waarvoor zij is verstrekt, wordt deze lager vastgesteld en teruggevorderd.

1 Zo oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 25 juni 2014 in het hoger
beroep van de gemeente Eindhoven tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant inzake Novadic-Kentron

13. Is het college met ons van mening dat de beloning van directieleden door de genoemde instellingen in strijd is met de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code, de CAO, de Algemene Subsidieverordening Den Haag en het Beleidskader Kunst en Cultuur? Zo nee,
waarom niet?

Nee, omdat de genoemde instellingen de codes, cao en de Algemene Subsidieverordening toepassen.

14 De meerderheid van kunstenaars in Nederland valt in de laagste inkomensklasse, 60% is ZZP-er en velen zijn getroffen door de coronamaatregelen. Is het college met ons van mening dat de inkomensverschillen binnen de kunstsector schrijnend en ongewenst zijn? Zo nee, waarom niet?

Het college is van mening dat goed werkgeverschap en de economische zelfstandigheid van alle mensen, waaronder kunstenaars, van groot belang is. De instellingen die worden genoemd in het artikel werken volgens een cao. Daarin is opgenomen dat de cao -salarissen voor ZZP-ers gevolgd moeten worden met een opslag van 40% (cao Toneel en Dans). Het tarief van ZZP’ers gaat niet omhoog als het inkomen van anderen omlaag gaat, het moge duidelijk zijn dat het inkomensverschil dan wel kleiner wordt.

(ECLI:NL:RVS:2014:2348) dat de verplichting (een maximum inkomen) niet strekt tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (het verlenen van zorg) en te weinig verband houdt met de gesubsidieerde activiteit: de gesubsidieerde activiteit wordt weliswaar verricht met behulp van medewerkers, maar de bedoelde verplichting heeft geen betrekking op die medewerkers, maar op hun inkomens. Het stellen van een subsidieverplichting of –voorwaarde inhoudende een maximale beloning voor medewerkers van de te subsidiëren instelling met het oog op het normeren van topinkomens, is dus niet toegestaan. In de uitspraak van 4 mei 2016 in het hoger beroep van de gemeente Den Haag tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake Brijder Verslavingszorg B.V. en Parnassia Groep B.V. (ECLI:NL:RVS:2016:1177) oordeelt de Afdeling dat de keuze van de gemeenteraad erop wijst dat het doel van de verplichting is gelegen in het voorkomen van topsalarissen in plaats van een doelmatige besteding van subsidiegelden. Hieruit volgt dat wel is toegestaan regels te stellen over de besteding van de subsidie en te bepalen dat subsidie niet of slechts in bepaalde mate mag worden besteed aan salarissen
of overhead, maar dat de subsidie niet mag worden gebruikt als instrument voor het voeren van topinkomensbeleid. Zie in
dit verband ook de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de voortgang van het
topinkomensbeleid van 21 december 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 30111, nr. 103). In de jurisprudentie zijn voorbeelden te vinden waarin overheden – zonder succes – door middel van subsidieverplichtingen (ABRvS 25 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2348; ABRvS 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1177) of subsidieweigeringsgronden (ABRvS 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1774) de topinkomens verdergaand proberen aan te pakken.

15. Het Kunstmuseum (voormalig Gemeentemuseum) noteert over de honoraria van de beide directeuren niet anders dan dat ze voldoen aan de Wet Normering Topinkomens (WNT). Volgens de Governance Code Cultuur dient het beloningsbeleid en de beloning van bestuurders
te worden verantwoord in het jaarverslag. Voldoet het Kunstmuseum volgens het college hiermee aan de verantwoordingseisen van de Governance Code Cultuur? Zo nee, hoe gaat het college hier op handhaven?

Het Kunstmuseum heeft de download ‘Wet normering topinkomens 2018 en 2019’ beschikbaar op de openbare website. Hierin staan de honoraria vermeld. Deze worden ook verantwoord in de jaarrekening van de instelling.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris a.i.,        de burgemeester,
Ilma Merx                   Jan van Zanen