Opnieuw is het lerarentekort gegroeid, zo blijkt uit onderzoek in opdracht van de landelijke PO-raad. Reden voor raadslid Joris Wijsmuller om het college om opheldering te vragen over de Haagse situatie. Wijsmuller vindt dat het college het lerarentekort in Den Haag beter moet registreren, en daarbij ook in beeld moet brengen of dit tot grotere verschillen tussen scholen leidt waardoor de kansenongelijkheid toeneemt. Ook stelt hij de rol van uitzendbureaus aan de kaak. Volgens Wijsmuller lekt door tijdelijke inhuur via uitzendbureaus veel geld weg dat eigenlijk bedoeld is voor de kwaliteit van het onderwijs. Tot slot stelt de Haagse Stadspartij grote vraagtekens over de raamovereenkomsten die schoolbesturen met uitzendbureaus hebben gesloten. Daarin hebben ze afgesproken dat ze geen leerkrachten bij uitzendbureaus wegkapen. Wijsmuller: “Dit is de omgekeerde wereld! Het belang van scholen om aan voldoende leerkrachten te komen moet centraal staan, en niet het verdienmodel van een uitzendbureau.”
Het raadslid de heer Wijsmuller heeft op 8 juli 2019 een brief met daarin zeven vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
Met bijna 3500 lege plekken is het lerarentekort in het primair onderwijs voor het komend schooljaar landelijk opnieuw met 5 % gegroeid, zo blijkt uit representatief onderzoek dat de PO-raad liet uitvoeren. De verwachting is dat de komende weken een deel van de plekken nog wel ingevuld gaan worden, maar gevreesd moet worden dat er komend jaar onbevoegden voor de klas worden gezet of misschien wel klassen naar huis gestuurd moeten worden. Een ander effect van het lerarentekort is dat de verschillen tussen basisscholen groter worden, zo blijkt ook uit het onderzoek. In de grote steden kiezen leraren bijvoorbeeld voor banen op ‘makkelijkere’ scholen qua populatie zodat de kinderen die het hardst goede leraren nodig hebben, het zwaarst worden getroffen. Een van de manieren om de lege plekken in te vullen is het aantrekken van tijdelijke leerkrachten via uitzendbureaus. Maar ook hier kleven nadelen aan, zo blijkt onder meer uit het artikel ‘Leraar waarschuwt voor wurgcontract van uitzendbureau’ dat op de site van de Algemene Onderwijsbond staat.
1. Kan het college aangeven hoe groot precies het lerarentekort op dit moment is bij de Haagse PO-scholen?
Een inventarisatie van het aantal vacatures in de eerste week van september 2019 laat het volgende beeld rond de tekorten zien:
· 36,3 fte aan openstaande vacatures voor leraren
· 99,9 fte vacatures voor leraren op alternatieve wijze ingevuld (middels inzet onderwijsassistenten, intern begeleiders etc.)
· 60,9 fte leraren via detacheringsconstructies (waaronder uitzendbureaus)
Deze cijfers tonen dat de afstand tot een gezonde, wenselijke situatie voor de grote po besturen in Den Haag groot is met t 197 fte vacatures leraren. Bovengenoemde cijfers geven een beeld van ruim 90 % van de scholen.
2. In de commissiebrief Voortgangsrapportage aanpak lerarentekort van 28 mei jl. staat: ‘Ramingen geven aan dat de onvervulde vraag naar leraren in het basisonderwijs (po) oploopt van 86 in 2019 tot 184 fte in 2024. Maar de signalen van de Haagse schoolbesturen zijn dat de tekorten sneller oplopen dan deze ramingen aangeven.’ Is het college bereid om samen met de schoolbesturen de problematiek van het Haagse lerarentekort in de praktijk in kaart te brengen door deze te registreren? Zo nee, waarom niet?
Het College erkent het belang om een goed beeld te hebben van de omvang van de problematiek en de ontwikkelingen daarin. Het registreren van vacatures blijkt echter een ingewikkelde kwestie omdat het begrip ‘vacature’ niet altijd eenduidig wordt geïnterpreteerd, maar ook omdat er geen sprake is van een statisch gegeven. De situatie kan elke dag anders zijn. Dit heeft met name te maken met de (vele) oplossingen waarmee scholen de gaten dichten. Ogenschijnlijk lijken er dan geen vacatures te zijn, maar de daadwerkelijke situatie ligt een stuk genuanceerder en is vaak verre van ideaal. Bij de cijfers zoals genoemd bij vraag 1 is er voor het eerst inzichtelijk gemaakt welke alternatieven er worden ingezet om vacatures te vullen en daarmee is in beeld gebracht hoe de afstand tot een gezonde, wenselijke situatie is. De grote schoolbesturen in Den Haag hebben zelf het initiatief genomen tot deze inventarisatie, welke arbeidsintensief is omdat er met vrijwel alle scholen rechtstreeks contact nodig is om een compleet beeld te krijgen. Het college gaat in gesprek met de schoolbesturen over het vervolg; met welke frequentie zullen zij deze exercitie uitvoeren, is er nog verbetering mogelijk in het
verzamelen van de gegevens en kan het college daar op enige wijze in ondersteunen.
3. Kan het college aangeven hoe het lerarentekort in Den Haag verspreid is over de verschillende scholen? Klopt het dat de tekorten bij ‘makkelijkere’ scholen minder groot zijn en zo de verschillen tussen basisscholen groter worden? Zo nee, waarom niet?
De spreiding over de verschillende scholen en wijken is tot op heden niet in beeld gebracht. Het College acht het wel van belang hier inzicht in te hebben en spreekt hierover met de schoolbesturen. Schoolbesturen geven aan dat het aantal vacatures en de ontwikkeling daarin met verschillende factoren kunnen samenhangen: de kwaliteit van de schoolleider, de sterkte van het team of ontwikkelingen binnen het team en/of het hanteren van een specifiek onderwijsconcept. Bij scholen
die zich op deze factoren positief onderscheiden is de wijk waarin de school staat minder relevant (zie hiervoor ook RIS302371).
4. Kan het college aangegeven hoeveel van de in Den Haag werkzame leerkrachten een tijdelijk contract via een uitzendbureau hebben?
In de eerste week van september 2019 zijn 60,9 fte leraren via detacheringsconstructies werkzaam.
5. Wat is voor een school gemiddeld het verschil in kosten tussen een leerkracht in vaste dienst en het inhuren van een leerkracht via een uitzendbureau voor een vergelijkbaar aantal uren?
De kosten voor het inhuren van een leerkracht via een uitzendbureau ten opzichte van een leerkracht in vaste dienst variëren: deze lopen uiteen van 30% tot 200% meer ten opzichte van de kosten voor een leerkracht in vaste dienst.
6. In het artikel geeft een woordvoerder van de Haagse Scholen aan dat zij raamovereenkomsten met drie bureaus hebben gesloten waarin ze, simpel gesteld, afspreken dat ze geen kandidaten wegkapen. Zo heeft het arbeidsbemiddelingsbureau Brixs met schoolbesturen een clausule afgesloten waarin staat dat scholen een leerkracht die binnenkomt via een bureau daarna een bepaalde tijd – grofweg tussen een half en een heel jaar – alleen in vaste dienst mogen nemen als er een afkoopsom wordt betaald omdat dit anders het verdienmodel van het uitzendbureau zou schaden. Is het college met mij van mening dat dit de omgekeerde wereld is en het belang van scholen, en niet het belang van een uitzendbureau? Zo nee, waarom niet?
Het college is met u van mening dat het belang van de scholen om aan voldoende leerkrachten te kunnen komen centraal dient te staan.
7. Door de inhuur van tijdelijke leerkrachten lekt er geld weg uit het onderwijs dat bedoeld is voor de kwaliteit van het onderwijs. Heeft het college dit fenomeen met de schoolbesturen besproken en ziet het college mogelijkheden voor schoolbesturen om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door het maken van onderlinge afspraken en het zelf organiseren van een poule voor leerkrachten die liever tijdelijke functies willen betrekken? Zo nee, waarom niet?
Het College heeft dit met de schoolbesturen besproken. De schoolbesturen hebben aangegeven dat het ook voor hen lastig sturen is op de invloed die uitzendbureaus hebben. De verschillende schoolbesturen in de regio werken op dit moment echter samen aan een plan voor een gemeenschappelijke aanbesteding van uitzendkrachten. De belangrijkste doelstelling daarbij is dat op die manier de arbeidsvoorwaarden voor alle leerkrachten op een school nagenoeg gelijk worden getrokken. Daarnaast bestaat er sinds enkele jaren een gezamenlijke, niet-commerciële pool voor inval leerkrachten, Pool West, waarbij een aantal Haagse schoolbesturen is aangesloten. Hierbij is echter al langere tijd sprake van een zeer geringe aanwas van invalleerkrachten. Iedere leraar, die zich aanmeldt als invalkracht wordt direct ingezet. Vlak voor de zomervakantie is een nieuw initiatief ontstaan om aan vervangingsvragen te voldoen. Er zijn afspraken gemaakt tussen het College en (school)besturen om tot intersectorale samenwerking te komen tussen o.a. kinderopvang, sport en cultuur; er wordt een vervangingspool ingericht om scholen bij (plotselinge) afwezigheid van een leerkracht te kunnen voorzien van korte termijn oplossingen zowel in de vorm van personeel als in de vorm van een inhoudelijk aanbod (zie ook RIS303567 Stand van zaken actieplan lerarentekort). Tenslotte wil het College benadrukken dat de schoolbesturen, als werkgever, de primaire verantwoordelijkheid hebben om zowel onderling afspraken te maken als om te komen tot initiatieven rond een invalpool. Het College faciliteert de schoolbesturen voor dergelijke initiatieven via het programma Klassewerk.
Het college van burgemeester en wethouders,
de wnd. secretaris, de burgemeester,
Dineke ten Hoorn Boer Pauline Krikke