Raadslid Gerwin van Vulpen heeft het college aanvullende vragen gesteld over het huurbeleid van de corporaties waardoor huurders na renovatie door de hoge huur niet meer kunnen terugkeren naar de oude woning.
De voorraad betaalbare sociale huurwoningen neemt in Den Haag door huurverhogingen fors af. Het college en de corporaties hebben om die reden in de prestatieafspraken vastgelegd dat 70% van de nieuwe huurwoningen een voor mensen met een minimum inkomen betaalbare huur heeft. Met name bij Vestia zijn veel betaalbare huurwoningen door huurverhogingen over de tweede aftoppingsgrens (prijspeil 2015: 618 euro pm) heen getild. Doordat de nieuwe Woningwet “passend toewijzen” voorschrijft komen minima niet meer in aanmerking voor huurwoningen boven die tweede aftoppingsgrens. Met name bij recente grote renovatieprojecten Hoog Lindoduin en Finnenburg A van Vestia blijkt dat huurders met een minimum inkomen na renovatie niet meer terug kunnen keren naar hun oorspronkelijke woning omdat de huur is verhoogd. De vragen die Gerwin van Vulpen hierover heeft gesteld zijn:
Het raadslid de heer Van Vulpen heeft op 21 oktober 2016 een brief met daarin vijf vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
De voorraad betaalbare sociale huurwoningen neemt in Den Haag door huurverhogingen fors af. Het college en de corporaties hebben om die reden in de prestatieafspraken vastgelegd dat 70% van de nieuwe huurwoningen een voor mensen met een minimum inkomen betaalbare huur heeft. Met name bij Vestia zijn veel betaalbare huurwoningen door huurverhogingen over de tweede aftoppingsgrens (prijspeil 2015: 618 euro pm) heen getild. Doordat de nieuwe Woningwet het passend toewijzen voorschrijft komen minima niet meer in aanmerking voor huurwoningen boven die tweede aftoppingsgrens. Met name bij recente grote renovatieprojecten Hoog Lindoduin en Finnenburg A van Vestia blijkt dat huurders met een minimum inkomen na renovatie niet meer terug kunnen keren naar hun oorspronkelijke woning omdat de huur is verhoogd.
1. Kan het college aangeven welk deel van de huurwoningen van beide grote renovatieprojecten vóór renovatie onder de tweede aftoppingsgrens ligt?
Hoe groot is dat aandeel na renovatie? En welk deel daarvan valt onder de kwaliteitskortingsgrens? Graag ook de cijfers van voor en na de renovatie.
Voor beide projecten geldt dat de huren van de woningen voor de renovatie allemaal onder de tweede aftoppingsgrens lagen, maar nergens onder de kwaliteitskortingsgrens. Na de renovatie ontstaan er feitelijk nieuwe woningen waarvan het puntenaantal, dat de hoogte van de huur bepaald, opnieuw zal moeten worden vastgesteld. De huurprijzen blijven voor Finnenburg A allemaal sociaal, maar boven de aftoppingsgrens.
Voor Lindoduin komen er 39 vrije sectorwoningen terug en 143 sociale huurwoningen. In het Sociaal Plan is aangegeven dat alle bewoners een terugkeergarantie krijgen, waarbij de huurprijs zal worden afgetopt (verlaagd) indien dat noodzakelijk is om aan passend toewijzen te voldoen.
2. Vallen huurwoningen waar na een grote renovatie opnieuw huurcontracten voor afgesloten moeten worden ook onder de definitie ‘nieuwe huurwoning’ uit de prestatieafspraken? Zo ja, kan het college aangeven of Vestia bij deze projecten de afspraak van 70% betaalbare huurwoningen na komt? En denkt het college dat 70% betaalbare huurwoningen voldoende garantie biedt om alle huurders die aangeven dat zij terug willen keren een passende woning aan te bieden?
Ja, in de prestatieafspraken is omschreven dat “nieuwbouw van sociale woningen wordt ingezet om de bestaande sociale voorraad te vernieuwen”. Finnenburg A is in zijn geheel sociaal gebleven. Bij Lindoduin blijft 80 % in de sociale sector.
3. Past het voornemen van Vestia dat zij op de hoogste etages vrije sector appartementen wil realiseren binnen de prestatieafspraken van 70%
betaalbare huurwoningen? Hoe is voor beide projecten de overige 30% samengesteld?
Ja. Vestia gaat de bovenste 3 etages renoveren tot vrije sectorwoningen. Deze 39 woningen maken onderdeel uit van het totale gebouw dat 182 woningen omvat en waarover de afspraak 80%/20% sociaal en vrijesector is gemaakt. In het plan Finnenburg A zijn geen vrije sectorwoningen opgenomen en is alles sociaal gebleven.
4. Kan het college voor beide renovatieprojecten aangeven hoeveel huurders niet terug kunnen keren omdat de huur te hoog is? Is het college met mij van mening dat in principe alle huurders, ook met een minimum inkomen, vooraf de garantie moeten krijgen dat zij na renovatie weer terug kunnen keren naar hun oorspronkelijke woning?
In Finnenburg A is geen terugkeergarantie gegeven. Project Finnenburg A startte vanuit een bijzondere positie: het wijzigde van sloop in renovatie. Met de nog aanwezige bewoners met een vast huurcontract zijn maatwerk afspraken gemaakt over terugkeren in een gerenoveerde woning.
Voor Linoduin geldt dat bij de individuele gesprekken tijdens de huisbezoeken die Vestia aflegt moet blijken in hoeverre er sprake is van wel of niet toe moeten passen van inkomensafhankelijke huurverhogingen. Overigens kunnen de huurders van de 3 bovenste lagen niet terugkeren naar exact hun oude woning omdat deze woningen in de vrije sector komen. Op 25 oktober 2016 (RIS 285047) is gemeld dat bewoners die willen terugkeren een garantie hebben. Het college deelt de mening dat in principe huurders na renovatie terug kunnen keren naar hun oorspronkelijke woning.
5. Is voor beide renovatieprojecten een sociaalplan, zoals vastgelegd in prestatieafspraak 9.1.2, opgesteld waarin terugkeer, huurniveaus/ huurgewenning, herhuisvesting ed. is vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor beide renovatieplannen is een Sociaal Plan opgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen