De Haagse Stadspartij verzet zich tegen het verkopen van cultuurpanden door de gemeente Den Haag. Volgens raadslid Peter Bos wil het college ateliers gaan verkopen om de tekorten op de algemene reserve aan te vullen.
Het college heeft vorig jaar besloten om overtollig vastgoed te verkopen. Naar nu blijkt gaat het ook om een aantal ateliers op landgoed Clingendael, die al heel lang in gebruik zijn bij kunstenaars. Peter Bos: “Het aanbieden van betaalbare ateliers voor kunstenaars is al decennialang onderdeel van het cultuurbeleid. Het college heeft beloofd om dergelijk maatschappelijk vastgoed niet te verkopen. Ik begrijp niet waarom het college deze afspraak wil schenden.”.
De gemeente bezit ruim 100 ateliers die worden verhuurd aan kunstenaars. Kunstcentrum Stroom Den Haag wijst deze ateliers toe aan erkende kunstenaars en heeft al jarenlang een lange wachtlijst. Bos: “Het is ongehoord om schaarse ateliers aan de markt te verkopen, daarmee dreigen deze ateliers onbetaalbaar te worden of zelfs te verdwijnen”.
In schriftelijke vragen roept Peter Bos het college op om de ateliers niet in de verkoop te gooien.
Schriftelijke vragen: Stop verkoop cultuurpanden
Indiener: Peter Bos, Haagse Stadspartij
Datum: 16 maart 2021
Aan de voorzitter van de gemeenteraad,
Het college van B&W wil vastgoed verkopen, waaronder ateliers voor kunstenaars in Clingendael.
Hierover stel ik overeenkomstig artikel 30 van het Reglement van orde de volgende schriftelijke vragen:Tussen de vragen kan de vragensteller nog nadere tekst invoegen. Deze mag de mening van de partij weergeven.
1. Bij de bespreking van de Nota Culturele Broedplaatsen 2021-2024 in de raadscommissie Samenleving van 11 maart 2021 bevestigde de wethouder Mobiliteit en Cultuur dat het college een aantal kunstenaarsateliers in Clingendael wil verkopen. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?
De verkooplijst gemeentelijk vastgoed valt onder geheimhouding o.g.v. art. 55 lid 1 Gem. wet juncto art. 10, lid 2, sub b en f WOB. Het college kan daarom niet ingaan in haar beantwoording op vragen over panden die mogelijk op de verkooplijst staan. Om te zorgen dat het college de raad adequaat informeert, worden de vragen beantwoord, onder geheimhouding, middels een commissiebrief.
2. Wat is de achterliggende reden van deze verkoop?
3. Zijn er nog meer ateliers of aan cultuur gerelateerde panden die om deze reden worden verkocht? Zo ja, waarom en om welke locaties gaat het?
4. In de vergadering van de commissie Samenleving d.d. 29 oktober 2020 heeft de wethouder Mobiliteit en Cultuur de volgende toezegging gedaan:
“De gemeente Den Haag verkoopt geen cultuurpanden om de financiële problemen van de gemeente op te lossen”.
Hoe kan het dat de ateliers in Clingendael toch op de verkooplijst terecht zijn gekomen?
5. In de “Inventarisatie van panden in Den Haag waar kunstenaars werken en werk presenteren, juli 2008”, bijlage 2 bij het “Voorstel van het college inzake de Nota Ruimte voor de kunst” (RIS156705) d.d. 29 oktober 2008 staat onder “Locaties met een permanente status” o.a.:
4 bedrijfsruimten/ateliers, Clingendael 8a, onder 9, 13, eigendom gemeente (IDC).
Is dit juist? Zo nee, waarom niet?
6. Zijn dit de ateliers die het college wil verkopen? Zo nee, waarom niet?
7. Waarom zijn deze ruimtes ondergebracht bij het Intern Diensten Centrum (IDC) en niet bij de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn (OCW)?
8. In de Notitie Broedplaatsen van september 2005 staat in bijlage 1 “Inventarisatie van tijdelijke en permanente broedplaatsen en werk–/atelierruimten in Den Haag” onder “Locaties met een permanente status”:
5 ateliers, Clingendael 10, 13, eigendom gemeente/FAD.
Is dit juist?
9. Zijn dit dezelfde ateliers als de onder vraag 4 genoemde?
10. Hoe kan het verschil in aantal en adres verklaard worden?
11. In de Notitie Broedplaatsen staat:
Het verdient aanbeveling deze FAD-panden (..) onder hetzelfde regime te brengen als het bezit van de OCW-Panden CV.
Is deze aanbeveling opgevolgd door het college? Zo nee, waarom niet?
12. In de Nota Ruimte voor de Kunst (RIS156705) d.d. 28 oktober 2008 staat:
Op 20 december 2007 is (op basis van raadsbesluit 185/2007, RIS 150361) het grootste deel van de permanente ateliers overgedragen van de OCW Panden CV aan de gemeente. (..) Met het onderbrengen van een groot deel van de permanente ateliers bij de gemeente beoogt de gemeente de continuïteit van deze schaarse voorzieningen te waarborgen.
Welke permanente ateliers zijn toen niet overgedragen aan de gemeente en waarom niet?
13. Wat is de huidige status en functie van de ateliers die toen niet zijn overgedragen?
14. Zijn de ateliers in Clingendael toen overgedragen? Zo nee, waarom niet?
15. Zijn er behalve de ateliers in Clingendael nog meer ateliers en/of cultuurpanden die zijn ondergebracht bij het IDC of bij andere diensten dan OCW? Zo ja, welke?
16. Is het college bereid deze ateliers alsnog onder te brengen bij OCW? Zo nee, waarom niet?
17. Beoogt het college nog steeds “de continuïteit van deze schaarse voorzieningen te waarborgen” zoals in de Nota Ruimte voor de Kunst is vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
18. Zo ja, is het college met mij van mening dat verkoop van de ateliers in Clingendael in strijd is met deze nota en het beleid? Zo nee, waarom niet?
19. In de Nota Ruimte voor de Kunst staat:
In verband met herontwikkelingen in de Rivierenbuurt staat het ateliercomplex aan de Scheldestraat 166 (10 ateliers) op de nominatie om op termijn te verdwijnen. Ook in Clingendael staat het voortbestaan van ateliers ter discussie ten behoeve van uitbreidingsplannen van het Instituut Clingendael. Voor deze ateliers moet compensatie gevonden worden.
Welke compensatie is gevonden voor het verdwenen ateliercomplex aan de Scheldestraat 166 (10 ateliers), wie heeft de compensatie betaald en voor welk bedrag?
20. Welke ateliers in Clingendael stonden destijds ter discussie en hoe is de discussie hierover uiteindelijk beslecht?
21. In de programmabegroting 2021-2024 wordt voorgesteld om maatregelen te treffen om de algemene reserve weer op niveau te krijgen. Deze maatregelen betreffen o.a. het volgende:
Gemeentelijk vastgoed dat niet (langer) een beleidsdoel dient wordt verkocht. Het verkoopresultaat wordt ten bate van de algemene reserve gebracht.
Het voorzien in voldoende werkruimte voor kunstenaars is al decennialang onderdeel van het gemeentelijk beleid o.a. middels het kunst- en cultuurbeleid, het atelierbeleid en het broedplaatsenbeleid. Is het college met mij van mening dat het aanhouden van ateliers voor kunstenaars nog steeds een belangrijk beleidsdoel steunt en verkoop niet aan de orde kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
Ilma Merx Jan van Zanen
Belachelijk. Er is al een tekort aan atelier ruimte. Goed dat er vragen gesteld worden. Dit wordt zonder medeweten van alle kunstenaars in de betreffende panden even geregeld ?? Vreemde gang van zaken. Graag openbaarheid van bestuur.