De Haagse Stadspartij en de SP hebben wethouder Baldewsingh door middel van schriftelijke vragen om opheldering gevraagd over de re-integratietrajecten van Haagse bijstandsgerechtigden. De fracties krijgen namelijk signalen uit de stad dat deze re-integratietrajecten niet altijd even zinvol zijn en zelfs contraproductief kunnen werken. De SP en de Haagse Stadspartij zijn van mening dat verplichte re-integratieprogramma’s naar echte banen met toekomstperspectief moeten leiden. Bovendien moet er volgens de partijen maatwerk worden geleverd, zodat trajecten aansluiten bij de werkervaring en het opleidingsniveau van bijstandsgerechtigden.
De fracties ontvingen signalen dat bijstandsgerechtigden vaak meerdere malen dezelfde werktrajecten te moeten doorlopen. Na het volgen van verschillende sollicitatietrainingen worden bijstandsgerechtigden dan bijvoorbeeld zes maanden ergens op een werkplek geplaatst om vervolgens opnieuw in de bijstand terecht te komen, waarna zij weer hetzelfde traject van trainingen moeten doorlopen en dan weer voor zes maanden hetzelfde werk kunnen doen om vervolgens weer in de bijstand te komen. De Haagse Stadspartij en de SP willen weten wat de logica achter dit soort trajecten is en welke kosten hieraan verbonden zijn. Fatima Faïd (Haagse Stadspartij) : “Als dit soort re-integratietrajecten geen uitzicht bieden op een echte baan is dit niets meer dan dure statistiek-politiek om het aantal mensen dat de bijstand uitstroomt op papier te vergroten.”
Ook over andere aspecten van de trajecten die bijstandsgerechtigden moeten doorlopen hebben Bart van Kent (SP) en Faïd kritische vragen gesteld. Mensen met een goede opleiding en/of veel werkervaring worden, als het ze binnen zes maanden in de bijstand niet lukt om een baan te vinden, verplicht om voltijds deel te nemen aan allerlei trajecten die totaal niet aansluiten bij hun werkervaring of opleidingsniveau. Zoals bijvoorbeeld werken in een kringloopwinkel. Dit terwijl mensen in de eerste periode van werkloosheid nog het meest aantrekkelijk voor werkgevers zijn en daardoor de meeste kans hebben een baan te vinden. Van Kent: “Bijstandsgerechtigden lopen zo het risico dat hun positie op de arbeidsmarkt enkel verslechtert omdat zij moeten deelnemen aan deze trajecten. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn van re-integratiebeleid.” Daarom vinden de Haagse Stadspartij en de SP dat er maatwerk geleverd moet worden. Uit Amsterdams onderzoek blijkt daarnaast dat de gevoelens van nutteloosheid en willekeur bij dergelijke trajecten psychisch zwaar op de bijstandsgerechtigden drukken. Dit werkt ook contraproductief op een succesvolle re-integratie in het arbeidsproces.
Hieronder de beantwoorde schriftelijke vragen:
Inzake: bijstandstrajecten
De raadsleden Faïd en Van Kent hebben op 25 maart 2015 een brief met daarin veertien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
De Haagse Stadspartij en de SP willen graag meer duidelijkheid over de trajecten die bijstandsgerechtigden in Den Haag afleggen en stellen daarom, met inachtneming van artikel 30 van het reglement van orde, de volgende vragen aan het college:
1. Wanneer mensen een bijstandsuitkering aanvragen komen zij na een intake-procedure in verschillende trajecten van SZW terecht. Voorbeelden hiervan zijn ‘Direct aan het werk’ en ‘Focus op werk’. Welke verschillende trajecten zijn er precies, waar bestaan deze trajecten uit en hoe lang duren de trajecten? Wat zijn de specifieke doelstellingen van de afzonderlijke trajecten? En op basis van welke wetsartikelen van de participatiewet is dit gebaseerd?
Vanaf de bijstandsaanvraag worden kandidaten in verschillende stappen meegenomen in het dienstverleningsaanbod op weg naar werk of participatie. Binnen het dienstverleningsconcept van de Dienst SZW noemen we dit routes. Binnen deze routes worden voorzieningen ingezet die zo veel mogelijk worden toegesneden op persoonlijke omstandigheden. Nadat de uitkering is toegekend, volgt de Brede intake; een uitgebreid gesprek over de achtergrond en mogelijkheden van de kandidaat. Dit gesprek is bedoeld om de vervolgstap te bepalen naar werk of participatie.
Route Werk
Een persoon van wie verwacht wordt dat hij binnen 18 maanden kan uitstromen naar werk, wordt aangemeld voor de route Werk. De aanpak binnen deze route is in de eerste drie maanden volledig gericht op het vinden van werk. Er worden kortdurende voorzieningen op maat ingezet, waaronder workshops van het Sollicitatiecentrum, matching op vacatures en speedmeets met werkgevers. Als het niet is gelukt om binnen drie maanden werk te vinden, komt de kandidaat in beeld voor een langer traject. In de zogenaamde IN-Werkweek (kandidaten werken een aantal dagen in een werkomgeving, bijvoorbeeld bij de Haeghe Groep) wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden en belemmeringen van mensen om aan het werk te komen. Observaties van gedrag, testen en gesprekken bepalen welk vervolgtraject met welke begeleiding het meest geschikt is. Er zijn verschillende vervolgtrajecten mogelijk. De ene kandidaat kan direct geïntroduceerd worden bij een werkgever voor een openstaande vacature, een ander zal via een combinatie van werkervaring en scholing eerst worden voorbereid op een vacature en weer een ander zal eerst arbeidsritme moeten opbouwen en werknemersvaardigheden moeten opdoen op een leerwerkplek. Afhankelijk van de ontwikkelbehoefte van de kandidaat kunnen voorzieningen opeenvolgend worden ingezet. De route Werk duurt in totaal maximaal achttien maanden en gaat via het Werkgeversservicepunt. Alle trajecten zijn gericht op de vraag van de werkgever/de arbeidsmarkt. Met andere woorden, er worden geen trajecten ingezet waarvoor geen vraag op de arbeidsmarkt bestaat. Voor personen bij wie een vermoeden bestaat dat er sprake is van een arbeidsbeperking, verloopt de routering iets anders. Zij gaan vanuit de Brede intake direct naar een (speciale) IN-Werkweek en worden daarna, afhankelijk ven de mogelijkheden en beschikbare vacatures, voorbereid op een garantiebaan in het kader van de baanafspraak.
Route Participatie
Binnen deze route worden afspraken gemaakt die gericht zijn op het wegnemen van belemmeringen, het vergroten van zelfredzaamheid en activiteiten in het kader van wederkerigheid, waaronder het doen van vrijwilligerswerk. De gemeente en de kandidaat zijn samen verantwoordelijk voor de re-integratie, maar uiteindelijk bepaalt de gemeente welke re-integratievoorzieningen worden ingezet en hoe de trajecten eruit zien. De kandidaat heeft de verplichting hieraan mee te werken. De opdracht aan het college om te ondersteunen bij de arbeidsinschakeling is geregeld in artikel 7 van de Participatiewet.
2. Wij horen van mensen in de stad dat zij achtereenvolgend verschillende trajecten moeten doorlopen. Welke trajecten worden in combinatie met elkaar doorlopen en waar komen mensen na het volgen van deze trajecten uit? Met andere woorden: hoe ziet de route die individuele bijstandsgerechtigden afleggen er uit?
Zie de beantwoording onder 1.
3. Worden alle mensen die een bijstandsuitkering aanvragen of reeds ontvangen in trajecten geplaatst? Hoe wordt bepaald in welke trajecten iemand geplaatst wordt? Gebeurt dit aan de hand van de wetsartikelen van de participatiewet, zo nee, waarom niet?
Personen van wie door de GGD is vastgesteld dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, krijgen geen trajecten aangeboden. Dat geldt ook voor personen die een ontheffing van de arbeidsverplichtingen hebben gekregen, vanwege intensieve mantelzorgtaken en voor alleenstaande ouders, met een kind jonger dan vijf jaar, die van de wettelijke mogelijkheid gebruik hebben gemaakt om de re-integratieplicht om te zetten in een zogenaamde scholingsplicht. De mogelijkheden om een persoon van de arbeidsverplichtingen te ontheffen zijn geregeld in artikel 9 van de Participatiewet. Alle andere mensen worden in trajecten geplaatst indien daar voldoende plaatsingsmogelijkheden (capaciteit) voor zijn. Zie beantwoording onder 1.
4. Worden bijstandsgerechtigden door SZW in verschillende groepen of categorieën ingedeeld? Zo ja, welke categorieën zijn dit, wat zijn de criteria op basis waarvan deze categorisering wordt gemaakt en op welk wetsartikel van de participatiewet is dit gebaseerd?
Zie de beantwoording onder 1.
5. Wordt er bij de keuze voor het al dan niet in een traject plaatsen van een uitkeringsgerechtigde door de consulent, in overweging genomen of dit traject daadwerkelijk bij zal dragen aan de arbeidsmarktkansen van de bijstandsgerechtigden? Heeft de consulent bijvoorbeeld de discretionaire ruimte om te beslissen dat een cliënt wiens cv en sollicitatievaardigheden goed op orde zijn, niet hoeft deel te nemen aan cv- en sollicitatietrainingen?
Alle trajecten binnen de route werk zijn gericht op kansen op de arbeidsmarkt en op kansen van de kandidaat, die daarop wordt geplaatst, afhankelijk van de mogelijkheden en vaardigheden van de kandidaat. Een voorziening wordt niet ingezet als dat niet nodig is.
6. Bijstandsgerechtigden kunnen in het kader van hun re-integratie op werkplaatsen, zoals bijvoorbeeld bij het Kringloopbedrijf of de Haeghe Groep, geplaatst worden. Zij hebben geen uitzicht op een vaste baan bij deze bedrijven maar kunnen hier vaardigheden en ervaring opdoen die geacht worden bij te dragen aan hun kansen op de arbeidsmarkt. Hoe zien dit soort werktrajecten er precies uit, welke verschillende trajecten bestaan er, hoe lang duren deze werktrajecten en op welk wetsartikel van de participatiewet is dit gebaseerd?
Er wordt gekeken naar de afstand die een kandidaat tot de arbeidsmarkt heeft. Op grond van artikel 10a van de Participatiewet kunnen kandidaten een leerwerplek (de wettelijke term is participatieplaats) aangeboden krijgen. Op een leerwerkplek staan het opdoen van arbeidsritme en het ontwikkelen van vaardigheden centraal. Bij een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt is werk bij een reguliere werkgever de meest effectieve leerwerkomgeving. Het gaat om werkplekken in die sectoren waar ook een reële kans op betaald werk aanwezig is. Bij een grotere afstand tot de arbeidsmarkt is doorgaans een meer beschermde werkomgeving effectiever. Het gaat dan om kandidaten die relatief meer begeleiding nodig hebben om te leren en zich te ontwikkelen. Er wordt een ontwikkelplan opgesteld, waarvan de vorderingen periodiek met de kandidaat worden besproken. Dit gebeurt met name bij bedrijven in de collectieve sector zoals de Haeghe Groep. Het doel is uiteindelijk om kandidaten zo snel mogelijk uit te laten stromen naar een betaalde baan. In de praktijk is de duur van een leerwerkplek gemiddeld drie tot zes maanden. Aansluitend vindt de bemiddeling naar betaald werk plaats.
7. Wanneer komen bijstandsgerechtigden in dit soort werktrajecten terecht? Zijn er criteria wat van de bijstandsgerechtigden bij dit werk?
Zie de beantwoording onder 6.
8. Wat zijn de kosten die aan de verschillende werktrajecten en overige re-integratie trajecten zijn verbonden?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar de programmarekening 2014 die is toegezonden aan de raad.
9. Is het college met de Haagse Stadspartij en de SP van mening dat re-integratie trajecten daadwerkelijk moeten bijdragen aan de kansen op de arbeidsmarkt? Zo ja, hebben bijstandsgerechtigden die het ondanks hun aantoonbare inspanningen niet lukt om binnen een paar maanden een baan te vinden, de mogelijkheid om in het kader van hun re-integratie en maatschappelijke participatie zelf zinvol vrijwilligerswerk te zoeken waarin ze relevante werkervaring kunnen opdoen en hun netwerk kunnen uitbreiden om zo hun kansen op een baan te vergroten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, na hoeveel maanden komt een bijstandsgerechtigde hiervoor in aanmerking? Wie neemt de beslissing daarover? Kan men tegen deze beslissing in bezwaar? Kan de wethouder aangeven hoeveel mensen het afgelopen jaar zelfgekozen vrijwilligerswerk mochten uitvoeren?
Het college is het eens met het uitgangspunt dat re-integratietrajecten moeten bijdragen aan de kansen op de arbeidsmarkt. Dit uitgangspunt vertaalt zich in het dienstverleningsconcept van de Dienst SZW door uit te gaan van gerichte en efficiënte inzet van voorzieningen richting werk. Binnen de eerste drie maanden van de route Werk verwachten we van kandidaten dat ze zich volledig inzetten om werk te vinden. Daarna, als er nog geen werk is gevonden, zijn kandidaten in de regel 32 uur per week actief binnen een werkomgeving. Vrijwilligerswerk kan een aanvulling zijn op de door ons gevraagde inspanningen, mits het vrijwilligerswerk re-integratie niet in de weg staat. Als na achttien maanden blijkt dat het de kandidaat niet is gelukt om uit te stromen naar betaald werk, dan is zinvol vrijwilligerswerk een prima manier om maatschappelijk te participeren. Hoeveel personen het afgelopen jaar zelfgekozen vrijwilligerswerk hebben uitgevoerd naast hun re-integratie hebben we niet geregistreerd. Over het aanbod van voorzieningen en het vragen van bepaalde inspanningen worden geen individuele besluiten genomen, die vatbaar zijn voor bezwaar. Dit valt namelijk binnen de verplichting die de Participatiewet rechtstreeks via artikel 9 oplegt. De rechtstreeks uit de wet voortvloeiende verplichtingen hoeven niet meer in individuele verplichtingen, door middel van een aparte beschikking vertaald te worden.
10. Is het college bekend met het onderzoek van psycholoog Michi Almer (2015) naar de psychische gevolgen van re-integratietrajecten in Amsterdam waaruit blijkt dat deze trajecten hun zelfvertrouwen ondermijnt en depressieve neigingen stimuleert? Is het college met de Haagse Stadspartij en de SP van mening dat het verplichten van (niet langdurig) bijstandsgerechtigden om werk te doen dat totaal niet aansluit bij het opleidingsniveau of de werkervaring, contraproductief kan zijn omdat hun kansen op de arbeidsmarkt hierdoor verslechteren en de gevoelens van nutteloosheid en willekeur bij deze trajecten ook psychisch zwaar op de bijstandsgerechtigden drukt?
Met de komst van de Wet werk en bijstand in 2005 is het begrip passende arbeid vervangen door het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Met geaccepteerde arbeid wordt bedoeld: legaal werk dat door iedereen als ’normaal’ wordt gezien. Uitkeringsgerechtigden moeten sindsdien ook een baan accepteren die niet aansluit bij hun opleiding of werkervaring. Het college houdt indien mogelijk rekening met wensen, eigen interesses op basis van arbeidsverleden of afgeronde opleidingen, maar algemeen geaccepteerde arbeid is bij het inzetten van voorzieningen en bij de bemiddeling naar betaald werk, de gangbare maatstaf.
11. Is het college met de Haagse Stadspartij en de SP van mening dat mensen met een goede opleiding en/of werkervaring, wanneer zij werkloos worden, de eerste één a twee jaar van hun werkloosheid nog het meest aantrekkelijk zijn voor werkgevers? Zo ja, worden bijstandsgerechtigden deze eerste periode van werkloosheid, waarin zij nog de meeste kans hebben om zelf een betaalde baan te vinden, in de gelegenheid gesteld zich volledig te storten op het vinden van een (nieuwe) baan?
Het college is het ermee eens dat hoe langer de werkloosheid duurt, hoe lastiger het wordt om betaald werk te vinden. Kandidaten met een korte afstand tot de arbeidsmarkt krijgen daarom gedurende de bijstandsperiode, al dan niet volgend op een WW-uitkering, eerst 12 weken de tijd om zich volledig te richten op het vinden van een nieuwe baan. Daarna gaan sollicitatieactiviteiten samen met andere reintegratieverplichtingen. Het college vindt het namelijk belangrijk dat kandidaten die al enige tijd zonder werk zitten, actief zijn in een werkomgeving zodat arbeidsritme wordt opgedaan en/of behouden blijft.
12. Wij krijgen vanuit verschillende kanten uit de stad signalen dat bijstandsgerechtigden meerdere malen dezelfde werktrajecten doorlopen. Zij kunnen dan bijvoorbeeld zes maanden aan de slag om vervolgens opnieuw in de bijstand te komen, waarna zij weer hetzelfde traject moeten doorlopen en uiteindelijk weer voor zes maanden hetzelfde werk kunnen doen om vervolgens weer in de bijstand terecht te komen. Hoe vaak komt het voor dat mensen meerdere malen dezelfde trajecten doorlopen? Wat is de logica hierachter en in welk wetsartikel van de participatiewet is dit te vinden?
Het college is op grond van artikel 7 Participatiewet bevoegd om te bepalen welke dienstverlening zij onder welke voorwaarden aanbiedt. Indien een kandidaat vanuit het Werkgeversservicepunt aan het werk gaat en binnen zes maanden zijn baan verliest, komt hij meteen weer in beeld bij het Werkgeversservicepunt en wordt bekeken welke weg het snelst opnieuw naar een baan leidt. Is de kandidaat langer dan zes maanden aan het werk geweest, dan wordt zijn situatie weer opnieuw bekeken. Het aanbod is afhankelijk van individuele omstandigheden. Het is hierbij niet uitgesloten dat een persoon nog een keer eenzelfde aanbod krijgt. Hoe vaak dit voorkomt, wordt niet apart geregistreerd.
13. Hoe lang werken bijstandsgerechtigden met behoud van uitkering gemiddeld en ontvangen zij hier premie voor? En wat is het standpunt van het college omtrent werken zonder loon? Hoe lang mogen mensen met behoud van uitkering maximaal aan het werk volgens het college?
De kern van het re-integratiebeleid is dat mensen zo snel mogelijk uitstromen naar regulier werk. Dit betekent dat kandidaten niet onnodig lang werken met behoud van uitkering. Werken met behoud van uitkering is door de wetgever op meerdere manieren mogelijk gemaakt. In Den Haag maken we bij de re-integratie gebruik van de proefplaatsing en van leerwerkplekken (op grond van artikel 10a Participatiewet). Zie over deze laatste vorm ook de beantwoording onder 6. Het college verstrekt na zes maanden aan een kandidaat op een leerwerkplek een premie ter hoogte van € 365,00 (netto). Wettelijk is bepaald dat deze premie niet van toepassing is op personen die jonger zijn dan 27 jaar. Van een proefplaatsing wordt alleen gebruik gemaakt als er reëel uitzicht is op een baan. Het moet gaan om een werkgever die daadwerkelijk de intentie heeft om met de kandidaat een dienstbetrekking aan te gaan, maar die in de dagelijkse praktijk wil toetsen of de persoon geschikt is. De proefplaatsing duurt niet langer dan strikt noodzakelijk en wordt aangeboden voor de duur van maximaal twee maanden. De proefplaatsing kan met een maand verlengd worden als daar gegronde redenen voor zijn, bijvoorbeeld omdat de loonwaardemeting nog niet is afgerond. Bij een leerwerkplek is er sprake van het op doen van werkervaring en scholing, in een richting waarvan is vastgesteld dat daar ook vraag naar is op de arbeidsmarkt en werkgevers concreet hebben toegezegd een dienstverband aan te bieden, als iemand met succes op de plek heeft gefunctioneerd en de scholing heeft afgerond. Deze plekken duren gemiddeld drie tot zes maanden en worden beoordeeld op basis van de doorstroom naar een betaalde baan.
14. Hoeveel mensen zijn er de afgelopen twee jaar ingestroomd in de bijstand? Hoeveel mensen zijn er de bijstand uitgestroomd en waarheen zijn zij uitgestroomd?
Van de mensen die de bijstand zijn uitgestroomd naar werk willen wij graag weten naar wat voorvormen van werk zij zijn uitgestroomd: hoeveel mensen zijn uitgestroomd naar een vaste baan, hoeveel mensen zijn gedetacheerd en hoeveel mensen zijn er uitgestroomd naar een werktraject van SZW? Hoeveel van deze uitgestroomde mensen zijn opnieuw ingestroomd in de bijstand? Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen wij naar de rapportage “Resultaten inzet re-integratie 2013” (RIS 278101) en het voorstel afdoening motie subsidies leerwerkprojecten. De rapportage over de resultaten van 2014 kunt u in het derde kwartaal 2015 tegemoet zien.
Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester, mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen