De Vloek

Ontruiming de Vloek krijgt nog een staartje

Op 21 december 2016 heeft de Haagse rechtbank gevonnist dat de laatste krakers van de Vloek ruim 33.000,- euro moeten betalen aan de gemeente voor de kosten van de ontruiming. De Haagse Stadspartij heeft het college verzocht om de ontruimingskosten van de Vloek nog niet te incasseren. Peter Bos, raadslid van de Haagse Stadspartij: “Het lijkt mij zaak om het hoger beroep af te wachten, want het kan nog alle kanten op.” Ook is het raadslid verbaasd dat de tien veroordeelden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het totale bedrag. Bos: “In theorie is het mogelijk dat uiteindelijk slechts één of enkele van de veroordeelden voor het totale bedrag zullen opdraaien. Dat vind ik echt niet kunnen.”

Over de zaak op zich is Peter Bos helder: “Ik moet natuurlijk de uitspraak van de rechter respecteren, maar ik heb me wel verbaasd over de kosten die door de gemeente zijn geclaimd. Ik heb gezien dat meubels die ik ooit zelf in het pand had achtergelaten zijn afgevoerd door de gemeente en dat de kosten daarvan nu op de krakers zijn verhaald. Dat was niet de afspraak en ook daar ga ik nog op terugkomen.”

Hieronder de schriftelijke vragen die Peter Bos heeft ingediend:

Het raadslid de heer Bos heeft op 18 januari 2017 een brief met daarin vier vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
N.a.v. het vonnis van de Rechtbank Den Haag d.d. 21 december 2016 m.b.t. de ontruimingskosten van de Vloek stel ik, onder verwijzing naar artikel 30 van het reglement van orde, de volgende vragen:

1. De rechtbank heeft 10 mensen die bij de ontruiming van de Vloek zijn gearresteerd veroordeeld tot het betalen van een deel van de ontruimingskosten die door de gemeente waren geclaimd. In totaal gaat het om 33.215,30 euro. Is het college hiervan op de hoogte?

Ja, het college is hiervan op de hoogte.

2. De veroordeelden zijn hiertegen in hoger beroep gegaan. Wat is de gebruikelijke gang van zaken bij de gemeente als het gaat om de inning van door de rechtbank toegewezen schadevergoedingen in civiele zaken indien er hoger beroep is aangespannen?

De rechter heeft het vonnis van 21 december 2016 uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit houdt in dat eventuele rechtsmiddelen tegen het vonnis de tenuitvoerlegging daarvan niet opschorten. Gezien het oordeel van de rechter is het college dus bevoegd om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan zonder dat hoger beroep wordt afgewacht. Het vonnis is naar de mening van het college goed en deugdelijk onderbouwd. Door deze deugdelijkheid en uitgebreidheid van de uitspraak van de rechter wordt de kans op succes van een eventueel ingesteld hoger beroep op bijna nihil ingeschat . Gelet hierop ziet het college geen aanleiding om te wachten met de tenuitvoerlegging van het vonnis en is de gebruikelijke gang van zaken bij een uitvoerbaar verklaard vonnis dat de invordering geschiedt.
Voor de tenuitvoerlegging van het vonnis kan door de in de procedure betrokken natuurlijke personen om een betalingsregeling met de gemeente worden verzocht. Inmiddels is dit verzoek binnengekomen en in behandeling bij de gemeente. Deze betalingsregeling zal nader in een vaststellingsovereenkomst moeten worden uitgewerkt welke door alle in de procedure betrokken natuurlijke personen dient te worden aangegaan.

3. Is het college bereid om dit hoger beroep af te wachten voordat het tot inning overgaat? Zo nee, waarom niet?

Nee, zie hiervoor de beantwoording bij vraag 2.

4. De 10 arrestanten zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van in totaal 33.215,30 euro. In theorie is het mogelijk dat uiteindelijk slechts één of enkele van de veroordeelden voor het totale bedrag zullen opdraaien. Vindt het college dit proportioneel en is het college bereid om er zorg voor te dragen dat ieder van de veroordeelden voor maximaal een evenredig deel wordt aangeslagen in dit soort situaties?

De veroordeelden zijn door de rechter op grond van artikel 6:166 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de door de gemeente geleden schade. Gelet hierop en op het feit dat blijkens het vonnis voor de gemeente niet te achterhalen is wie welk deel van de schade heeft toegebracht zal aan het verzoek dat ieder van de veroordeelden voor maximaal een evenredig deel wordt aangeslagen niet worden meegewerkt. Het college is van mening dat de aangerichte schade aan eigendommen van de gemeente dient te worden vergoed door de hiervoor door de rechter veroordeelden waaraan een gerechtelijke uitspraak ten grondslag ligt. Het college ziet geen reden hier uitzonderingen voor te maken.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen