Raadslid Fatima Faïd van de Haagse Stadspartij heeft gisteren schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het onderzoek van de Nationale ombudsman naar de uitvoering van de Fraudewet. Uit het onderzoek ‘Geen fraude, toch boete’ blijkt dat uitkeringsinstanties vaak torenhoge boetes opleggen aan uitkeringsgerechtigden die niet de intentie hadden om te frauderen. Deze mensen hebben de regels onbewust overtreden en zijn zich vaak geen kwaad bewust. Of ze hebben niet eens regels overtreden maar kunnen dit niet of lastig bewijzen. Vaak zijn dit mensen die na tientallen jaren in loondienst voor het eerst in een uitkeringssituatie terecht zijn gekomen en voor wie de procedures nieuw en onbekend zijn.
Faïd wil van het college weten hoeveel mensen zonder fraude-intentie er van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten in Den Haag een boete opgelegd hebben gekregen. In de Fraudewet zit ruimte om een goede individuele afweging te maken waarbij een lagere boete kan worden opgelegd als er geen intentie tot fraude aanwezig was. Uit onderzoek van de Nationale ombudsman blijkt dat gemeenten dit lang niet altijd doen. Faïd vraagt aan het college om van deze ruimte gebruik te maken en de individuele omstandigheden te laten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de boete. De Haagse Stadspartij vindt het belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met welwillende uitkeringsgerechtigden en dat zij niet het slachtoffer worden van repressief beleid. Faïd: “als mensen onbewust een regel hebben overtreden en zich van geen kwaad bewust zijn moet het niet zo zijn dat ze torenhoge boetes krijgen. Laten we in Den Haag alsjeblieft fatsoenlijk omgaan met welwillende uitkeringsgerechtigden.”
Hier de schriftelijke vragen die Fatima Faïd hierover heeft gesteld:
Inzake: Geen fraudeur, toch boete
De gemeenteraad
Het raadslid mevrouw F. Faïd heeft op 4 december 2014 een brief met daarin zeven vragen aan de
voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden
van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
Op 4 december 2014 heeft de Nationale ombudsman het onderzoek ‘Geen fraudeur, toch boete’
uitgebracht, waarin wordt ingegaan op de uitvoering van de Fraudewet. Volgens het
onderzoeksrapport blijkt deze Fraudewet niet effectief: uitkeringsinstanties leggen vaak onterecht
boetes op aan mensen die geen regels hebben overtreden of zich van geen kwaad bewust zijn. Ook
leidt de Fraudewet volgens het onderzoek van de Nationale ombudsman niet tot een verhoogde
pakkans voor fraudeurs omdat de wet zich richt op het uitdelen van boetes en niet op het verhogen van
de opsporingscapaciteit.
De Haagse Stadspartij is van mening dat fraude met uitkeringen streng moet worden aangepakt maar
vindt het erg belangrijk dat er zorgvuldig fraudebeleid wordt gevoerd, zodat mensen zonder fraudeintentie niet onterecht worden gedupeerd. Onder verwijzing naar artikel 30 van het regelement van orde leg ik de volgende vragen aan het college voor:
1. Is het college bekend met bovengenoemd onderzoek van de Nationale ombudsman naar de
uitvoering van de Fraudewet?
Ja.
2. Heeft het college enig idee hoeveel zaken er in de Haagse WWB onterecht als fraude zijn
aangemerkt?
Fraude wordt vastgesteld nadat het onderzoek hiertoe is afgerond waarbij het wettelijk kader van de
Wwb wordt gehanteerd. In die zin is er geen sprake van het onterecht aanmerken als fraude.
3. Hoeveel mensen zijn hierdoor in Den Haag uitgesloten van schuldhulpverlening?
De fraudevordering en de eventueel opgelegde boetevordering zijn wettelijk uitgesloten van
schuldsanering. In Den Haag wordt het beleid gevoerd dat mensen met een fraudevordering wel
toegang hebben tot schuldhulpverlening. Dit ten behoeve van de wel saneerbare schulden. Er zijn dan
ook geen mensen uitgesloten van schuldhulpverlening.
4. In het onderzoeksrapport staat dat de Fraudewet op papier de ruimte biedt “om boetes zo te
matigen dat deze door de betrokken burgers als rechtvaardig worden ervaren. Deze ruimte
ervaren de meeste uitvoeringsinstanties echter niet. Het streven naar uniforme sanctietoepassing
leidt er toe dat er in de praktijk weinig tot geen ruimte is om rekening te houden met de
individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde.” Hoe vaak is er in Den Haag gebruik
gemaakt van deze ruimte om boetes te matigen?
In de periode januari 2013 t/m november 2014 zijn er 80 gematigde boetes opgelegd. Daarnaast is in
deze periode 53 keer afgezien van een boete.
5. Wordt door de Haagse dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten proactief onderzocht
waarom mensen bepaalde verplichtingen niet zijn nagekomen?
Alvorens een boete op te leggen, moet eerst fraude worden vastgesteld. Voordat fraude wordt
vastgesteld, wordt er een degelijk en zeer uitgebreid onderzoek gedaan. Mensen worden na afloop van
het onderzoek uitgenodigd voor een gesprek waarin zij worden geconfronteerd met de bevindingen. In
dit gesprek kunnen zij hun gedrag toelichten. Aan de hand daarvan wordt de mate van verwijtbaarheid
beoordeeld. Het is echter niet verplicht om op dit gesprek te verschijnen. Als men geen gehoor geeft
aan de mogelijkheid van dit hoor- en wederhoor gesprek, kan er uitsluitend rekening worden gehouden
met de al in de verschillende systemen bekende gegevens en de bevindingen vanuit het onderzoek.
6. Wordt door de Haagse dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten bij het opleggen van
een sanctie in overweging genomen of uitkeringsgerechtigden de intentie hadden om te frauderen
of onbewust een regel hebben overtreden?
Als er sprake is van het niet voldoen aan de wettelijke plicht om, onverwijld en uit eigen beweging
dan wel op verzoek, inlichtingen te verstrekken, dan is er volgens de wetgever sprake van fraude.
Den Haag voert hierin de wet uit zoals deze door de wetgever is bedoeld welke weinig beleidsruimte
laat voor andere interpretatie. Er wordt alleen een lagere boete opgelegd als er sprake is van
verminderde verwijtbaarheid.
7. De ombudsman beveelt aan dat tegenover mensen die niet de intentie hadden om te frauderen een coulante houding moet worden aangenomen. Bij deze coulante houding hoort een lagere boete
van ten hoogste 10% van het benadelingsbedrag. Is deze coulante houding tegenover
uitkeringsgerechtigden die niet de intentie hadden om te frauderen in Den Haag staand beleid? Zo
nee, bent u van plan de aanbevelingen uit het rapport over te nemen? Zo niet, waarom niet?
Conform de Verordening maatregelen, fraude en verrekenen bestuurlijke boete wordt in geval van
verminderde verwijtbaarheid een boete van 10% van het benadelingsbedrag opgelegd.
Op 24 november 2014 is door de Centrale Raad van Beroep een uitspraak gedaan met betrekking tot
het opleggen van boetes in geval van vastgestelde fraude. Naar aanleiding van deze uitspraak komt het
Ministerie van SZW met nieuwe richtlijnen.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen