Drie jaar Participatiewet: Hoe gaat het met Haagse arbeidsbeperkten?

Recente cijfers van het UWV en onderzoek van de dienst SZW schetsen een weinig optimistisch beeld over de positie van mensen met een arbeidsbeperking. 80% van de mensen die ten tijde van de invoering van de Participatiewet op de wachtlijst voor een plek in de sociale werkplaats stond had na twee jaar nog geen werk gevonden. Volgens het UWV heeft slechts 17% van de arbeidsbeperkten die bij een reguliere werkgever werken een vast contract. Na drie jaar Participatiewet vindt de Haagse Stadspartij het de hoogste tijd om de balans voor Den Haag op te maken. Raadslid Sanne van der Gaag heeft schriftelijke vragen aan het college gesteld over de arbeidsmarktpositie van Hagenaars met een arbeidsbeperking.

Raadslid Sanne van der Gaag: ‘Ik maak me grote zorgen om de positie van stadsgenoten met een arbeidsbeperking; als ik de landelijke cijfers zie vrees ik dat de Participatiewet hen weinig goeds heeft gebracht. Jongeren die van de praktijkschool of het voortgezet speciaal onderwijs komen verdienen, net als in de oude situatie, een plekje op de arbeidsmarkt. Zij mogen door het nieuwe beleid niet ongewild thuis komen te zitten. Ik wil van het college precies weten hoe we er na drie jaar Participatiewet in Den Haag nu precies voor staan wat betreft de arbeidsparticipatie van Hagenaars met een arbeidsbeperking. Iedereen, met of zonder arbeidsbeperking, verdient wat mij betreft een eerlijke kans op de arbeidsmarkt.’

Schriftelijke vragen
Na drie jaar Participatiewet vindt de Haagse Stadspartij het tijd om de balans voor Den Haag op te maken en daarom heeft raadslid Sanne van der Gaag onderstaande schriftelijke vragen aan het college gesteld.

Het raadslid mevrouw van der Gaag heeft op 9 januari 2018 een brief met daarin acht vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamhedenvan de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.

De Haagse Stadspartij vindt het belangrijk dat Hagenaars met een arbeidsbeperking een eerlijke
kans krijgen in het arbeidsproces. Recent onderzoek van de dienst SZW en cijfers van het UWV
stemmen weinig hoopvol over de arbeidsmarktpositie van mensen met arbeidsbeperking. Na drie
jaar Participatiewet vindt de Haagse Stadspartij het tijd om de balans voor Den Haag op te
maken en daarom stel ik, onder verwijzing naar artikel 30 van het reglement van orde, de
volgende vragen.

1. Hoeveel mensen stonden er ten tijde van de invoering van de Participatiewet op de wachtlijst
voor de sociale werkplaats en welk percentage van deze mensen heeft momenteel een betaalde
baan?

Per 1 januari 2015 bestond de lijst uit een groep van 111 personen die tot de gemeentelijke
doelgroep behoren. Hiervan zijn 92 personen in een arbeidsre-integratie of participatieroute
opgenomen. Van deze 92 heeft 40% momenteel een betaalde baan. Circa 15% maakt gebruik van
een ontwikkeltraject zoals de brugplekken bij de Haeghe Groep. Circa 28% stroomt uit naar een
passend participatietraject gericht op de activering zoals dagbesteding of vrijwilligerswerk. Bij 17%
is er sprake van dusdanige multi-problematiek of verslechtering van de persoonlijke situatie van
een kandidaat dat een werk,- of participatietraject vooralsnog niet haalbaar is.

2. Hoeveel jongeren hebben sinds de invoering van Participatiewet de praktijkschool of VSO
afgerond en welk percentage van deze jongeren heeft momenteel een betaalde baan?

Op basis van de uitschrijvingsregistratie (DUO) van Haagse PRO/VSO leerlingen kunnen we een
indicatie geven van het aantal leerlingen dat tussen 2015 t/m 2017 is uitgestroomd. In totaal hebben
sinds 2015 t/m 2017 circa 1500 leerlingen, tussen de 16 en 20 jaar, hun school verlaten (circa 1900
leerlingen zijn uitgeschreven, waarvan 380 leerlingen zijn uitgeschreven vanwege een verhuizing naar een andere gemeente). Een aanzienlijk deel van deze jongeren doet geen beroep op gemeentelijke reintegratievoorzieningen. Zij vinden eigenstandig werk of kiezen voor een vervolgopleiding. Circa 40% van de totale doelgroep maakt gebruik van gemeentelijke dienstverlening, hetzij middels een werktraject of participatietraject in de vorm van dagbesteding. Het Werkgeversservicepunt (WSP) heeft een speciaal PRO/VSO team gericht op het bemiddelen van deze jongeren naar werk. In 2016 heeft dit team 75 van deze jongeren bemiddeld naar werk, in 2017 waren dit er 143.

3. Hoe groot is de totale groep Hagenaars met een arbeidsbeperking en welk percentage van
hen heeft op dit moment een betaalde baan?

Op dit moment zijn er 7073 Hagenaars opgenomen in het doelgroepenregister, dit betreft een
brede doelgroep. Als gemeente houden wij geen registratie bij van het totaal aantal arbeidsbeperkte
inwoners in Den Haag met een dienstverband. Een deel van de arbeidsbeperkte doelgroep, zoals
de Wajong, valt ook niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente of vindt zelfstandig werk.
Wel hebben we een duidelijk beeld van het aantal mensen met een arbeidsbeperking die via de
gemeente een betaalde baan hebben. Dit betreft 1700 SW medewerkers en 134 mensen met een
beschutte baan (peildatum 1 januari 2018). Daarnaast zijn er sinds de invoering van de
participatiewet in Den Haag circa 1200 mensen uit de arbeidsbeperkte doelgroep geplaatst in het
kader van de banenafspraak/ STiP.

4. Hoeveel Hagenaars met een arbeidsbeperking werken er met behoud van uitkering (dus
werken zonder loon)?

De zogeheten brugplekken zijn werktrajecten die beschikbaar zijn voor mensen met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt die in veel gevallen ook een arbeidsbeperking hebben. Per
1 januari 2018 werken er 168 kandidaten in tijdelijke trajecten op een brugplek.

5. Hoe vaak hebben niet-werkende Hagenaars met een arbeidsbeperking contact met de
gemeente en welke dienstverlening wordt hen precies aangeboden?

De exacte frequentie van het contact dat wij hebben met niet-werkende Hagenaars met een
arbeidsbeperking registreren wij niet. In de gemeente Den Haag is veel aandacht voor
voorzieningen en dienstverlening rondom de arbeidsbeperkte doelgroep, zoals beschut werk, STiP
banen, het VSO/PRO team, werkontwikkeltrajecten en brugplekken.

6. Volgens het UWV heeft slechts 17% van alle arbeidsbeperkten die bij reguliere werkgevers
werkt een vast contract. Hoe groot is dit percentage in Den Haag?

Het door het UWV genoemde percentage betreft het deel van de arbeidsbeperkte doelgroep die
geplaatst is middels de banenafspraak. Begin 2018 heeft het Regionaal Platform
Arbeidsmarktbeleid Haaglanden (RPA) een vergelijkbaar onderzoek verricht naar de
duurzaamheid van de banenafspraak plaatsingen in de regio Haaglanden1. In tegenstelling tot het
UWV registreert het RPA het type arbeidscontract (bepaalde tijd of onbepaalde tijd) niet. In plaats
daarvan heeft het RPA onderzocht welk deel van de mensen die geplaatst zijn in het kader van de
banenafspraak op het peilmoment nog werkzaam is en welk deel van deze groep nog voor dezelfde
werkgever werkt. Hiermee kunnen we een goed beeld creëren van de mate van duurzaamheid van
deze dienstverbanden. In het onderzoek is gekeken naar een totaal aantal van 184 banenafspraak
kandidaten tussen begin 2015 en eind 2017 in Den Haag. Hiervan had 82% eind 2017 werk. 25%
van deze doelgroep was op dit peilmoment al langer dan een jaar werkzaam bij dezelfde werkgever,
en 50% langer dan 6 maanden.

1“Onderzoek duurzaamheid plaatsingen banenafspraak bij gemeenten van Haaglanden” RPA Haaglanden, januari 10218.

7. Is het college met mij van mening dat de arbeidssituatie van Hagenaars met een
arbeidsbeperking er door de invoering van de Participatiewet op achteruit is gegaan?

Nee, daar is het college het niet mee eens. De gemeente Den Haag heeft juist een groot aantal
arbeidsplaatsen gecreëerd voor mensen met een arbeidsbeperking. Bijvoorbeeld door reeds 134
mensen met een indicatie beschut werk een vast dienstverband te bieden en de realisatie van 1000
STiP banen in een zeer korte periode. Hiermee dragen we als gemeente in grote mate bij aan de
arbeidsparticipatie van deze doelgroep en de realisatie van de banenafspraak in een regionale
context. Natuurlijk zijn er ook uitdagingen. Het is van belang om te benadrukken dat de
banenafspraak een gemeenschappelijke en landelijke taakstelling is. Reguliere werkgevers zullen
zich nog meer moeten inspannen om meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.
Gemeenten vervullen hierin een faciliterende rol.

8. Heeft het college inmiddels al enig zicht op wat het afschaffen van de loonkostensubsidie
precies gaat betekenen voor de positie van Haagse arbeidsbeperkten?

Op 27 maart 2018 heeft Staatssecretaris van Ark de Tweede Kamer geïnformeerd via de kamerbrief
“Hoofdlijnennotitie loondispensatie Participatiewet”. Het instrument loondispensatie zal de
loonkostensubsidieregeling gaan vervangen. Bij loondispensatie heeft de werkgever dispensatie om
tenminste het wettelijk minimum loon te betalen, hij betaalt de arbeidsbeperkte alleen de loonwaarde. Een bijstandsgerechtigde krijgt daarbij een aanvullende uitkering van de gemeente tot het wettelijk minimum (uur) loon. In het huidige systeem van loonkostensubsidie betaalt de werkgever het cao loon en ontvangt de werkgever loonkostensubsidie voor het verschil tussen de loonwaarde van de medewerker en het wettelijk minimumloon. De nadelige effecten van loondispensatie liggen met name op het vlak van pensioenopbouw en werknemersverzekeringen. In tegenstelling tot loonkostensubsidie wordt bij loondispensatie enkel het loondeel van de werkgever gezien als belastbaar loon. Hierdoor bouwen medewerkers over een kleiner inkomen pensioen op. Hetzelfde effect treedt op wanneer de medewerker in aanmerking komt voor een werknemersverzekering als gevolg van ziekte of ontslag (WW,ZW,WIA). De hoogte van pensioenen
en uitkeringen zijn gerelateerd aan het door de werkgever betaalde loon, welke bij loondispensatie
lager is dan het geval zou zijn bij verstrekking van het inkomen bij wijze van loonkostensubsidie.
Het effect van deze verandering op de inkomenspositie van de gehele Haagse arbeidsbeperkte
doelgroep is wisselend en behoeft verdere uitwerking door het kabinet. Wanneer het gaat om de
inkomenszekerheid ten tijde van pensioen, ziekte of werkeloosheid is het zo dat deze verandering een verslechtering van de positie van deze doelgroep tot gevolg heeft.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
Peter Hennephof Pauline Krikke