Inzake: Beantwoording vervolgvragen bijstandstrajecten
Raadsleden mevrouw Faïd en de heer Van Kent hebben op 22 mei 2015 een brief met daarin zestien vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
Op 25 maart 2015 hebben de Haagse Stadspartij en de SP een aantal schriftelijke vragen (RIS 281580) gesteld over de bijstandstrajecten in Den Haag. De beantwoording van deze vragen (RIS 281580) op 28 april jl. roept een aantal vervolgvragen op. 1. Welke voorzieningen worden er precies aangeboden? Graag een compleet overzicht van alle voorzieningen die de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in Den Haag in het kader van de bijstand aanbiedt.
Het college biedt de volgende voorzieningen aan:
a. Sollicitatiebegeleiding
b. Bemiddeling op vacatures door accountmanagers
c. Brugplekken (kortdurende participatieplaatsen)
d. Arrangementen (sectorgerichte trajecten bij werkgevers)
e. Leerwerkplekken (participatieplaatsen voor de groep mensen die nog niet bemiddeld kan worden door het Werkgeversservicepunt)
f. Starterstraject
2. Wat zijn de kosten die per individuele bijstandsgerechtigde aan de verschillende voorzieningen zijn verbonden?
Het aanbod binnen een voorziening kan per individu verschillen en ook de duur van voorzieningen kan uiteenlopen. Dit maakt het voor een aantal voorzieningen gecompliceerd om een prijs per persoon te berekenen. Wel is voor de effectiviteitsrapportage re-integratie 2014, die u binnenkort van ons ontvangt, de gemiddelde prijs van brugplekken en arrangementen per persoon op jaarbasis berekend. Ook de gemiddelde prijs van leerwerkplekken kan op vergelijkbare wijze worden berekend. – Kosten brugplekken voor 1150 personen waren 2 mln. euro: gemiddeld 1.739 euro per persoon. – Kosten arrangementen voor 1.479 personen waren 3,8 mln. euro: gemiddeld 1.889 euro per persoon. – Kosten leerwerkplekken voor 1.949 personen waren 4.3 mln. euro: gemiddeld 2.206 euro per persoon
3. Hoe beoordelen consulenten en andere medewerkers van SZW in welke trajecten bijstandsgerechtigden worden geplaatst en welke voorzieningen hen worden aangeboden, maken zij hierbij gebruik van een protocol of andere interne handvatten? Zo nee, op basis waarvan wordt dan bepaald in welke trajecten bijstandsgerechtigden terecht komen en van welke voorzieningen zij gebruik moeten maken? Zo ja, kunnen deze documenten aan de beantwoording van de vragen worden toegevoegd?
De keuze welk traject of voorziening wordt aanboden, volgt uit een proces van informatieverzameling en professionele oordeelsvorming. Tijdens het intakegesprek vindt de eerste screening plaats of er mogelijkheden zijn om aan het werk te gaan. Er wordt allereerst gekeken naar het opleidingsniveau, werkervaring, uitkeringsverleden en persoonlijke omstandigheden. Ook wordt informatie in kaart gebracht over werknemersvaardigheden, motivatie, voorkeuren en interesses, eventuele belemmeringen en mogelijkheden om met die belemmeringen om te gaan. Ondersteunende diagnoseinstrumenten zijn de taaltoets, een leerbaarheidstoets en de zelfredzaamheidsmatrix. De zelfredzaamheidsmatrix is een vragenlijst waarmee de zelfredzaamheid van de persoon in kaart wordt gebracht op verschillende leefgebieden. Aanvullend wordt gebruik gemaakt van een checklist om personen in beeld te krijgen, die mogelijk tot de doelgroep Banenafspraak of tot de doelgroep Beschut werk behoren. Deze checklist, die als bijlage bij deze beantwoording is toegevoegd, is nieuw en nog in ontwikkeling. Na de eerste oordeelsvorming vinden verder in het traject nog verdiepingen plaats. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van observaties tijdens werkzaamheden, gesprekken met de kandidaat en incidenteel aanvullende tests, waaronder een test voor het meten of iemand een verstandelijke beperking heeft en een persoonlijkheidstest. Bij twijfel over de belastbaarheid of geschiktheid van een voorziening, kan een medisch advies, een arbeidsdeskundig advies, of een psychodiagnostisch consult worden aangevraagd.
4. Is het college bereid om bijstandsgerechtigden na elke voorziening waarvan zij gebruik maken (digitaal) de mogelijkheid tot een anonieme evaluatie van deze voorziening te bieden, en de raad elk halfjaar te informeren over de uitkomsten van deze evaluatie? Zo nee, waarom niet?
De voorgestelde onderzoeksmethode om kandidaten na elke voorziening een vragenlijst voor te leggen, acht het college niet raadzaam, omdat kandidaten hierdoor overvraagd kunnen worden, met het risico dat een bepaalde groep afhaakt. Dit kan ten koste gaan van de representativiteit. Om feedback te krijgen op de voorzieningen, gaat de voorkeur eerder uit naar klantpanels, waarbij gebruik wordt gemaakt van kwalitatieve interviews. De dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten heeft hier al goede ervaringen mee opgedaan en wil dit komend jaar verder gaan uitbouwen. U wordt te zijner tijd over de uitkomsten hiervan geïnformeerd.
5. Uit de beantwoording van onze eerdere vragen wordt duidelijk dat bijstandsgerechtigden die na de brede Intake in de route ‘Werk’ terecht komen, zich in het traject ‘Direct aan het werk’ drie maanden richten op het vinden van een reguliere baan. Na deze drie maanden komen zij terecht in de IN-Werkweek en daarna worden zij ofwel bemiddeld naar werk ofwel te werk gesteld op een zogenaamde ‘Participatieplaats’. Uit het SEO onderzoek ‘Studie en werk’1 (2014) blijkt dat net afgestudeerde Hbo’ers en academici gemiddeld vier tot zes maanden nodig hebben om een baan te vinden en dat de zoekduur in een stijgende trend zit. Uit ander onderzoek2 blijkt dat-50-plussers gemiddeld genomen meer dan zes maanden nodig hebben om een nieuwe baan te vinden. Den Haag is één van de drie slechtste arbeidsmarktregio’s van het land en de stad heeft een serieus werkgelegenheidsprobleem. Is het college met ons van mening dat een gedeelte van de mensen die de bijstand instroomt, een grote kans heeft om na drie maanden zelfstandig (met gebruik van ondersteunende voorzieningen waar nodig) een reguliere baan te vinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ondermijnt het tewerkgesteld worden op een Participatieplaats voor deze groep dan niet de kansen op het vinden van een reguliere baan?
In het SEO-onderzoek ‘Studie en Werk’ is de ‘baanzoekduur’ van hbo’ers en academici gedefinieerd als de tijd die een pas afgestudeerde heeft moeten zoeken om een baan op zijn eigen opleidingsniveau te vinden. Er is niet gekeken hoe lang het duurt om algemeen geaccepteerd werk te vinden. Dit is wel het uitgangspunt van de Participatiewet. Voor alle groepen werkzoekenden geldt dat ze op zoek moeten gaan naar algemeen geaccepteerd werk, ook als dit niet aansluit op het opleidingsniveau. Het college is het niet eens met de stelling dat het werkzaam zijn op een participatieplaats, de kans op regulier werk verkleint. Er zijn tal van onderzoeken waaruit juist blijkt dat hoe langer een persoon inactief is, hoe groter de afstand tot de arbeidsmarkt wordt. We hanteren in Den Haag daarom het uitgangspunt dat de kortste weg naar een betaalde baan centraal moet staan. Door naast het solliciteren actief te zijn op een werkplek, al dan niet gecombineerd met scholingsaanbod, wordt juist de kans op een baan vergroot. Zeker omdat we ons in Den Haag richten op die sectoren waar ook betaalde banen beschikbaar zijn, zoals de detailhandel, zorg en welzijn, horeca en catering, openbare orde en veiligheid, facilitaire dienstverlening, transport en logistiek, bouw en techniek.
6. Is het college met ons van mening dat het verplicht verrichten van arbeid op een Participatieplaats niet goed te combineren is met het intensief zoeken en solliciteren naar een reguliere baan? En dat veel bijstandsgerechtigden, zeker het eerste jaar, meer baat zouden hebben bij maatwerk in de vorm van ondersteuning bij het solliciteren of omscholing naar een beroep waar veel werkgelegenheid in is?
Zie beantwoording onder 5.
7. In de beantwoording van onze eerdere schriftelijke vragen staat dat mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt op speciale Participatieplaatsen worden geplaatst. Hoe en op basis waarvan wordt deze afstand tot de arbeidsmarkt bepaald? Hoeveel wijkt de veronderstelde afstand tot de arbeidsmarkt van deze groep bijstandsgerechtigden af van de afstand tot de arbeidsmarkt van de groep bijstandsgerechtigden die na de brede intake In de route ‘Participatie’ terecht komen?
De afstand tot de arbeidsmarkt wordt bepaald op basis van individuele omstandigheden. Zie beantwoording onder 3. In de eerdere beantwoording (RIS 281580) is gesteld dat personen, die binnen 18 maanden kunnen uitstromen, maar relatief meer begeleiding nodig hebben om te leren en zich te ontwikkelen, meer gebaat zijn bij een beschermde werkomgeving. Het verschil met de doelgroep ‘Participatie’ is dat deze laatste groep vanwege individuele omstandigheden niet direct, dat wil zeggen binnen 18 maanden re-integreerbaar is en de werkzaamheden op een participatieplaats hierdoor langer duren.
1 http ://www.seo.nl/fileadmin/site/rapporten/2014/2014-26_Studie_Werk_2014.pdf
2 Onderzoeksbureau Intelligence-group BSW/2015.119 4
8. Hoeveel Participatieplaatsen zijn er bij welke bedrijven of instellingen? Graag een volledig overzicht.
In 2015 gaan we uit van 600 participatieplaatsen (brugplekken) bij de Haeghe Groep. Daarnaast is het aanbod wisselend en kunnen participatieplaatsen onderdeel uitmaken van arrangementen met werkgevers.
9. Is het college bereid om het gebruik van een Participatieplaats te beperken tot maximaal 6 maanden in een periode van 5 jaren? Zo nee, waarom niet?
Het college vindt het niet wenselijk om de duur van een participatieplaats op deze wijze te begrenzen, maar wil zo veel mogelijk ruimte bieden voor maatwerk. Participatieplaatsen duren zo kort mogelijk (in beginsel 3 tot 6 maanden) en worden alleen voor langere duur of opeenvolgend ingezet als dit in het individuele geval bijdraagt aan het vergroten van kansen op regulier werk. Daarbij worden de wettelijke termijnen in acht genomen.
10. Ziet het college werk op basis van een O-uren contract als een echte baan?
Technisch gezien niet. Een 0-urencontract is een overeenkomst met uitgestelde prestatieplicht, zonder minimum arbeidsduur. Levert een 0-urenconttract werkzaamheden op van minimaal 12 uur per week of verdient de kandidaat minimaal 480 euro per maand, dan wordt dit wel gerekend tot (parttime) uitstroom.
11. Het college geeft aan het, met de Haagse Stadspartij en de SP, “eens te zijn met het uitgangspunt dat re-integratie trajecten moeten bijdragen aan de kansen op de arbeidsmarkt”. Graag leggen wij daarom de volgende hypothetische casus voor. Een Hbo’er of WO’er kan aansluitend op het afstuderen geen baan vinden en komt in de bijstand terecht. Deze bijstandsgerechtigde mag doordeweeks geen vrijwilligerswerk doen waarmee relevante werkervaring kan worden opgebouwd en het professionele netwerk kan worden uitgebreid. Na drie maanden wordt deze bijstandsgerechtigde verplicht om in het kader van de Participatieplaats in het groenonderhoud te gaan werken. Is het college van mening dat het reintegratie beleid in de hierboven geschetste casus bijdraagt aan de kansen op de arbeidsmarkt?
Het college kan niet op deze hypothetische casuïstiek ingaan. Het aanbieden van voorzieningen is maatwerk, waarbij de omstandigheden in het individuele geval bepalend zijn.
12. De afgelopen maanden zijn er een tweetal ervaringsverslagen van Haagse bijstandsgerechtigden gepubliceerd. Hoe kijkt het college tegen deze verslagen aan? Klopt de informatie over de trajecten en bejegening die in beide verslagen wordt geboden? Zo nee, op welke punten wijkt deze informatie volgens het college af van de feitelijke situatie?
Het college kan deze twee cases inhoudelijk niet toetsen aan de feiten, omdat niet bekend is wie de afzenders zijn. In algemeenheid geldt dat het belangrijk is dat dit soort signalen via de gebruikelijke klachtenprocedure wordt ingediend, om een goed en zorgvuldig oordeel te kunnen vormen. Als onderdeel hiervan worden zowel de klager als de beklaagde(n) gehoord en wordt de afhandeling van de klacht in de regel door een onpartijdige commissie beoordeeld. Omdat we klachten periodiek analyseren, wordt vervolgens inzichtelijk in hoeverre signalen (op onderdelen) al dan niet structureel van aard zijn en kunnen we op basis daarvan beleid en processen veranderen.
Ervaringsverslag 1: ‘Ontsnap uit de bijstand op eigen kracht’ AD/AD/Haagsche Courant, 11 april 2015 (bijlage)
Ervaringsverslag 2: http://www.doorbraak.eu/de-ontluisterende-ervaringen-van-een-haagsebiistandsgerechtigde-met-de-reintegratie-industrie-deel-l/ http://www.doorbraak.eu/de-ontluisterendeervaringen-van-een-haagse-biistandsgerechtigde-met-de-reintegratie-industrie-deel-2/ http://www.doorbraak.eu/de-ontluisterende-ervaringen-van-een-haagse-biistandsgerechtigde-met-dereintegratie-industrie-deel-3/
13. In welke situaties acht het college het “opdoen van een arbeidsritme” noodzakelijk? Is het college bijvoorbeeld van mening dat een bijstandsgerechtigde die na 40 jaar ergens in dienst te zijn geweest en te zijn ontslagen, nadat de WW uitkering afloopt, drie maanden in de bijstand zit en nog geen nieuwe baan heeft kunnen vinden, een arbeidsritme zou moeten opdoen? Of een zelfstandige die vanuit een werkende situatie failliet gaat en niet binnen drie maanden een nieuwe baan kan vinden?
Het college vindt het belangrijk dat mensen arbeidsritme opdoen en behouden, als dat de kans op een betaalde baan vergroot. Dit zijn individuele afwegingen. Daarbij kan de duur van de WW-uitkering of arbeidsverleden een rol spelen.
14. Is het college bereid om het draaideureffect in de re-integratie voorzieningen te gaan monitoren en de raad hierover te informeren bij de rapportages over de resultaten van de re-integratie voorzieningen? Het gaat hierbij om welk percentage van de uitstroom binnen twee jaar weer de bijstand instroomt en hoe vaak bijstandsgerechtigden in een circulaire beweging gebruik maken van dezelfde voorzieningen.
In de eerdere beantwoording is aangegeven dat wanneer een persoon binnen zes maanden opnieuw instroomt, hij niet opnieuw de hele route hoeft te doorlopen, maar dat de dienstverlening binnen het Werkgeversservicepunt wordt vervolgd. Stroomt de persoon na zes maanden opnieuw in, dan wordt zijn situatie, al dan niet na afloop van zijn WW-uitkering, opnieuw bekeken. Bij de rapportage over de effectiviteit van re-integratie, zal de duurzaamheid van de uitstroom worden meegenomen.
15. Wat is de precieze rol van externe accountmanagers binnen SZW? Voor welke uitzendbureaus werken zij en welke kosten zijn er aan hun detachering verbonden?
De rol van de externe accountmanager is in principe dezelfde als van de interne accountmanager, maar de expertise, met betrekking tot bijvoorbeeld acquisitie en marktbewerking leidt tot meerwaarde in de teams. De externe accountmanagers worden ingezet vanuit de publiek-private samenwerking met Tempo Team. Zij nemen een ander netwerk mee en het draagt bij aan het delen van kennis met elkaar en het leren van elkaar. De kosten van deze accountmanagers zijn gerelateerd aan contracturen. Het salaris wordt overeenkomstig de beloningssystematiek van de gemeente Den Haag bepaald; omgerekend naar uurloon en daarvoor per contract uur een tarief bepaald. In dit tarief zitten, naast de betaling van salarissen en premies ook kosten voor training en ontwikkeling van de medewerker.
16. Welke afspraken heeft SZW precies gemaakt met uitzendbureaus, hoe zien de financiële afspraken er uit en waarom is ervoor gekozen specifiek met deze uitzendbureaus samen te werken?
De gemeente heeft een mantelovereenkomst met Tempo Team voor het inzetten van uitzendkrachten. Daarnaast is binnen het Werkgeversservicepunt Den Haag sprake van publiek private samenwerking met Tempo Team. Hiervoor is gekozen om de kracht van een professionele, commerciële partij (denk bijvoorbeeld aan marktbereik, marktexpertise en resultaatgerichtheid) te koppelen aan de op de ontwikkeling van de kandidaat gerichte manier van werken. BSW/2015.119 6 Het gaat om afspraken die gericht zijn op de inzet van medewerkers (zie onder 15) en er zijn specifieke projecten waarvoor aparte contracten worden afgesloten.
Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de locoburgemeester, mw. A.W.H. Bertram mw. I.K. van Engelshoven
[1] http://www.seo.nl/fileadmin/site/rapporten/2014/2014-26_Studie_Werk_2014.pdf
[2] Onderzoeksbureau Intelligence-group
[3] Ervaringsverslag 1: ‘Ontsnap uit de bijstand op eigen kracht’ AD/AD/Haagsche Courant, 11 april 2015 (bijlage) Ervaringsverslag 2: http://www.doorbraak.eu/de-ontluisterende-ervaringen-van-een-haagse-bijstandsgerechtigde-met-de-reintegratie-industrie-deel-1/ http://www.doorbraak.eu/de-ontluisterende-ervaringen-van-een-haagse-bijstandsgerechtigde-met-de-reintegratie-industrie-deel-2/ http://www.doorbraak.eu/de-ontluisterende-ervaringen-van-een-haagse-bijstandsgerechtigde-met-de-reintegratie-industrie-deel-3/