In Nederland zijn we al jaren bezig met verschillende vormen van wijkaanpak. Specifiek gebiedsgericht beleid, veelal gericht op het wegwerken van achterstanden en het verbeteren van de leefbaarheid van wijken. Er is in al die jaren fors geïnvesteerd in verschillende vormen van wijkaanpak met als absoluut hoogtepunt de krachtwijken gelden van Ella Vogelaar. Vier van de veertig van de zogenaamde krachtwijken van destijds lagen in Den Haag. In Den Haag hebben het Rijk en de corporaties vanaf 2007 vele miljoenen geïnvesteerd in de aanpak van deze krachtwijken. De resultaten van deze enorme investeringen zijn, op zijn zachtst gezegd, nog altijd onduidelijk. Mede omdat er vooraf geen concrete meetbare doelen zijn geformuleerd is het achteraf lastig na te gaan hoe effectief het gevoerde beleid precies is geweest. Al deze investeringen hebben ongetwijfeld tot verbeteringen in het leven van bewoners en de kwaliteit van de buitenruimte in deze krachtwijken geleid maar de sterke concentratie van verschillende vormen van achterstand is nog altijd onverminderd aanwezig.
Inmiddels is het budget voor wijkaanpak in Den Haag flink naar beneden bijgesteld. Voor de ‘Wijkaanpak nieuwe stijl: opwaartse kracht’ is 14 miljoen euro, verdeeld over vier jaar, beschikbaar voor zeven Haagse ‘aandachtswijken’. De idee dat deze manier van wijkaanpak nodig is lijkt dus nog altijd stevig verankerd te zijn in het dominante beleidsdiscours. Wat is de motivatie hierachter, wat wil men precies met wijkaanpak bereiken? Wanneer je alle wijken van Nederland met achterliggende gegevens over sociaaleconomische kenmerken van bewoners, gezondheidsachterstanden, leefbaarheid, etnische herkomst, veiligheid etc. in een database stopt en de wijken op basis van deze indicatoren rangschikt komen er een aantal wijken uit die het veel ‘slechter’ doen dan andere wijken. Deze wijken met een cumulatie van verschillende vormen achterstanden worden vandaag de dag ‘aandachtswijken’ genoemd. Met hulp en ondersteuning vanuit de wijkaanpak zouden deze aandachtswijken de achterstanden kunnen wegwerken en zich moeten ontpoppen tot heuse ‘kracht- of prachtwijken’. Dat er wijken zijn met een sterke concentratie van achterstanden is inderdaad waar. Zeker ook in Den Haag. Haagse wijken halen vaak het landelijke nieuws door voor te komen in lijstjes top-10 wijken met verschillende vormen van achterstand zoals wijken met het ‘hoogste percentage kinderen in armoede’ of ‘meeste gezondheidsachterstanden’.
Waarom wordt het als een probleem gezien dat er in sommige wijken sprake is van relatief veel achterstand? Daar zijn meerdere antwoorden op te bedenken. Enerzijds voelen sommige mensen zich misschien wel wat ongemakkelijk bij het bestaan van wijken met sterke concentraties achterstanden. Iedereen weet ergens in haar/zijn achterhoofd natuurlijk wel dat er in ons welvarende land, nog altijd mensen zijn die in armoede leven en dat lang niet iedereen dezelfde kansen heeft in de maatschappij. Velen denken hier liever niet al te veel over na, het vraagstuk van sociale rechtvaardigheid gaan ze liever uit de weg. Wijken met hoge concentraties mensen die bij de verdeling van de welvaart aan het kortste eind hebben getrokken maken dit probleem echter pijnlijk zichtbaar. Anderzijds zijn er mensen die vooral de aspecten leefbaarheid en veiligheid erg belangrijk vinden en bang zijn voor gettovorming. Zelf zie ik de cumulatie van achterstanden in bepaalde wijken vooral als een probleem vanwege het zichzelf versterkende effect dat kan uitgaan van hoge concentraties achterstanden en de verdere maatschappelijke tweedeling die dit in de hand werkt.
We leven meer en meer in een netwerksamenleving, sociaal kapitaal wordt steeds belangrijker. Tegenwoordig vinden meer mensen werk door middel van hun netwerk dan door te solliciteren op een reguliere vacature. Bewoners van wijken met een hoge concentratie huishoudens met een lagere sociaaleconomische status kunnen op wijkniveau een veel minder divers netwerk opbouwen dan bewoners van gemengde wijken. Dit kan ertoe bijdragen dat het voor bewoners van ‘aandachtswijken’ moeilijker is om de ‘achterstand’ te ontstijgen. Cijfers laten bijvoorbeeld zien dat bijstandsgerechtigden die in een wijk wonen met veel bijstandsgerechtigden minder snel een baan vinden. De voordelen van een divers netwerk gaan echter verder dan werk. Een gesprek met een buur die advies en tips geeft over de CITO toets en de overgang naar de middelbare school, of aanraad naar een bepaald ziekenhuis te gaan met een specifieke gezondheidsklacht. De buurman of buurvrouw die in het eigen netwerk rondkijkt voor het buurmeisje als zij een stageplaats zoekt. Ook voor jongere kinderen kan het opgroeien in een ‘aandachtswijk’ een sta in de weg zijn voor sociale mobiliteit. Voor jonge kinderen vormt de wijk waarin zij wonen, in veel grotere mate dan voor de meeste volwassen, een heel belangrijk deel van de leefwereld. Op straat spelen zij met andere kinderen uit de wijk en ook gaan jonge kinderen vaak in de wijk naar de basisschool waardoor zij ook hier gescheiden zijn van kinderen uit ander soortige sociaaleconomische milieus. Dit gebrek aan intergroep contact kan een extra hobbel zijn wanneer kinderen later in de schoolcarrière, bijvoorbeeld op het hoger onderwijs, in een sociale omgeving terecht komen die totaal tegenovergesteld is aan die van het eerder gevolgde onderwijs.
Voor een ieder die streeft naar een werkelijk ‘open samenleving’ met gelijke kansen voor iedereen is het zichzelf versterkende effect van concentraties achterstand, een soort net waar je moeilijk uit ontsnapt, natuurlijk een probleem. De grote vraag is echter of deze sterke concentraties achterstanden wel op te lossen zijn met een wijkaanpak die het vergrootglas consequent op aandachtswijken blijft leggen. Het op die manier ‘oplossen’ van de concentraties van achterstand en het zichzelf versterkende effect dat hiervan uitgaat in aandachtswijken is namelijk nogal een uitdaging. Dan moet het grootste deel van de vermeende achterstand als zodanig namelijk worden weggewerkt. Dat betekent onder andere dat de opgebouwde gezondheidsachterstanden binnen sneltrein vaart moeten worden ingelopen, bijstandsgerechtigden óf een baan moeten vinden met een fatsoenlijk salaris óf een hogere uitkering moeten ontvangen zodat zij en hun kinderen niet in armoede leven, de werkende armen een normaal loon kunnen verdienen en ga zo maar door. Het oplossen van alle achterstanden in aandachtswijken lijkt mij, zeker nu de toegankelijkheid van de zorg en het sociaal vangnet steeds verder onder druk komen staan door de afbraak van de verzorgingsstaat, in deze politieke constellatie meer dan ooit een utopisch vergezicht. Zeker in een stad als Den Haag waar de werkloosheid de afgelopen jaren alleen maar is toegenomen vrees ik dat het opheffen van alle achterstanden niet zo één twee drie gaat lukken.
Sinds het begin van het beleid rondom aandachtswijken heeft het vergrootglas altijd op deze kantel-kracht- pracht- of aandachtswijken gelegen. Natuurlijk is het goed om extra aandacht te hebben voor wijken waar het minder goed gaat en daar moeten we ook zeker mee doorgaan. Maar is dit een structurele oplossing? Om het zichzelf versterkende effect dat uitgaat van de concentratie van achterstand tegen te gaan moet de loep wat mij betreft worden verlegd naar de stad als geheel. De oorzaak voor deze sterke concentraties van achterstand is namelijk geen nieuws. Het planbureau voor de leefomgeving haalde dit in haar verkenning van stedelijk-economische ongelijkheid eerder dit jaar ook nog aan, Den Haag is al sinds jaar en dag de stad met de sterkste loonsegregatie. Dat betekent dat we niet alleen wijken hebben met hele hoge concentraties sociaaleconomische achterstanden maar juist ook wijken waar nauwelijks mensen met een lager inkomen wonen. Terwijl in de Schilderswijk en Moerwijk respectievelijk 45,5% en 34,5% van de huishoudens moet rondkomen van een minimuminkomen is dit in de Vogelwijk en Benoorderhout 0,9% en 2,4%. Ik pleit voor meer doorstroommogelijkheden voor gezinnen met een kleine beurs naar wijken waar lage inkomens sterk ondervertegenwoordigd zijn. Hierdoor krijgt de stad als geheel een betere inkomensspreiding en wordt zowel het zichzelf versterkende effect van achterstand als maatschappelijke tweedeling tegengegaan. Dit betekent dat er stapsgewijze ingrepen in de woningvoorraad nodig zijn, er moet sociaal gebouwd worden in de ‘betere’ buurten zodat bewoners van aandachtswijken die dit zelf willen de mogelijkheid hebben hierheen te verhuizen. Meer sociaaleconomische menging op wijkniveau is een lastige opgave in onze stad die van oudsher zo sterk gesegregeerd is. Dit is dan ook een ambitie die zowel lef als een lange adem vereist maar eens moeten we de eerste stappen durven zetten.
Sanne van der Gaag schreef dit opiniestuk naar aanleiding van de commissiebespreking over de voortgang van de wijkaanpak nieuwe stijl in de commissie samenleving van 18 mei 2016.
Hoi Sanne, hoe kunnen we op korte termijn de netwerken rondom kinderen al uitbreiden? Ik denk graag met je mee. Groetjes, Nicole
Beste Nicole,
Vorig jaar hebben we een motie aangenomen gekregen om intergroep contact tussen Haagse jongeren te bevorderen (zie https://haagsestadspartij.nl/test-site-orig/elly-burgering/haagse-stadspartij-vraagt-aandacht-voor-gesegregeerd-opgroeien-haagse-jongeren/) maar meer ideeën zijn natuurlijk altijd welkom! Drink binnenkort graag een keer koffie met je om hier over door te praten.
Groet,
Sanne