Sanne van der Gaag heeft vragen gesteld over Haagse Wajong jongeren. Het raadslid van de Haagse Stadspartij krijgt signalen dat er in Den Haag geen sluitende aanpak is voor Wajong-jongeren met arbeidsvermogen waardoor velen van hen langdurig zonder werk of opleiding thuis zitten. De Haagse Stadspartij maakt zich zorgen om deze groep veelal kwetsbare jonge Hagenaars die langs de kant lijken te staan en vindt het belangrijk dat ook zij worden geholpen bij het ontwikkelen van een duurzaam toekomstperspectief. Van der Gaag wil onder andere van het college weten hoeveel jonge Haagse Wajongers er op dit moment thuis zitten en hoe de samenwerking tussen de gemeente en het UWV hierin er precies uit ziet.Sinds de invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk geworden voor de uitkeringen en re-integratie van jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking. Jongeren die op dat moment al een lopende Wajong uitkering hadden blijven onder het UWV vallen. De gemeente zet zich actief in voor de re-integratie van ‘haar’ arbeidsbeperkte jongeren, het aanbod van de UWV lijkt achter te blijven.Van der Gaag: “De gemeente en het UWV werken nu in principe met dezelfde doelgroep Haagse jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking maar er lijken grote verschillen te bestaan tussen wat deze jongeren aan hulp en ondersteuning wordt aangeboden. Het schijnt voor ouders bijvoorbeeld erg lastig te zijn om op eigen kracht een onderwijsinstelling te vinden die bereid is om een Wajonger aan te nemen en ook lijken gemeentelijke werkgelegenheidsprojecten voor deze groep niet toegankelijk te zijn. Ik hoor al langer geluiden dat er in de stad een aanzienlijke groep jonge Wajongers met arbeidsvermogen is die langdurig thuis zit, er zou zelfs een soort Wajong subcultuur bestaan. Dit lijkt me niet de bedoeling want dit gebrek aan perspectief is zowel onwenselijk voor de samenleving als voor de jongeren zelf”.
Hieronder de schriftelijke vragen:
Het raadslid mevrouw Van der Gaag heeft op 11 januari 2017 een brief met daarin negen vragen aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht.
Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als volgt.
1. Klopt het dat de gemeente (instroom na 31 december 2014) en het UWV (jonggehandicapten die op 1 januari 2015 reeds een Wajong uitkering hadden) door de invoering van de Participatiewet met dezelfde doelgroep Haagse jongeren (<27) met een gedeeltelijke arbeidsbeperking werken?
Ja, zowel UWV als de gemeente hebben te maken met arbeidsbeperkte jongeren tot 27 jaar met arbeidsvermogen. Tot 1 januari 2015 konden arbeidsbeperkte jongeren met arbeidsvermogen aanspraak maken op een Wajong-uitkering van UWV. Deze jongeren worden nog steeds begeleid door UWV. Vanaf de inwerkingtreding van de Participatiewet per 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de begeleiding en ondersteuning van arbeidsbeperkte jongeren met arbeidsvermogen voor zover ze niet al een uitkering hebben van UWV.
2. Hoe zien de samenwerking en afspraken tussen de gemeente en het UWV er precies uit wat betreft de ondersteuning en de begeleiding naar school of werk van Haagse jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking?
Zoals aangegeven hebben UWV en de gemeente ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Waar mogelijk zoeken we de samenwerking over de toegankelijkheid van de gemeentelijke voorzieningen en dienstverlening voor mensen met een uitkering van UWV en visa versa.
3. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in het aanbod van begeleiding naar werk of school tussen Haagse jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking die onder de Wajong ofwel de Participatiewet vallen?
UWV zet scholing in als gerichte interventie als onderdeel van de kortste weg naar werk. Er is over het algemeen geen sprake van langdurende opleidingen van algemene aard, maar korte, veelal praktijkgerichte opleidingen en cursussen.
Voor de gemeentelijke doelgroep geldt dat scholing een voorliggende voorziening is, als de jongere leerbaar is en nog geen startkwalificatie heeft. De gemeente begeleidt deze jongeren terug naar school om alsnog een startkwalificatie te halen. Jongeren die op het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs zitten en die niet in staat zijn de scholing met succes af te ronden, worden door de gemeente vroegtijdig gesignaleerd vanuit de casuïstiekbesprekingen op de scholen. Vandaar uit wordt de bemiddeling naar werk of dagbesteding meteen gestart.
Een speciaal voor deze doelgroep toegerust team van het Werkgeversservicepunt kan voor deze groep de gebruikelijke re-integratievoorzieningen inzetten, zoals deze zijn opgenomen in de re-integratieverordening en de gemeentelijke beleidsregels.
Een belangrijke overeenkomst tussen de dienstverlening van UWV en gemeente is dat beide organisaties ontwikkeltrajecten aanbieden waarin werken en leren wordt gecombineerd. Het gaat daarbij zowel om werknemersvaardigheden als vakinhoudelijke scholing. Voor de jongeren die een startkwalificatie hebben en waarvoor voldoende vraag is, wordt de kortste route naar werk ingezet. Zowel bij UWV als bij de gemeente is hiervoor ondersteuning beschikbaar. Te denken valt aan sollicitatietrainingen en ontmoetingen met potentiële werkgevers.
4. Kunnen Haagse Wajong-jongeren met arbeidsvermogen gebruik maken van gemeentelijke trajecten richting werk zoals de Stip-banen? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van UWV voor de mensen met een Wajong-uitkering. Wanneer UWV gebruik wil maken van gemeentelijke dienstverlening, dan is dat bespreekbaar. STiP-banen zijn niet bedoeld voor Wajongers, maar voor mensen in de bijstand met een afstand tot de arbeidsmarkt met als doel meer mensen vanuit de bijstand aan het werk te helpen.
5. Worden deze Wajong-jongeren door de gemeente actief ondersteund op het gebied van onderwijs? Zo nee, waarom niet? De fractie van de Haagse Stadspartij krijgt signalen dat er in Den Haag een grote groep Wajong-jongeren met arbeidsvermogen is die langdurig zonder (perspectief op) werk of opleiding thuis zit.
Zie de antwoorden bij vraag 2 en 4.
6. Herkent het college dit beeld en deelt zij onze zorgen over deze situatie die zowel onwenselijk is voor betreffende jongeren als voor de samenleving?
Een deel van de jongeren die bij UWV en de gemeente geen dienstverlening ontvangen, komen we tegen bij de uitvoering van het Wijkbanenplan. Voor een beschrijving hiervan verwijs ik naar de eerdere commissiebrief Wijkbanenplannen ten behoeve van Schilderswijk, Transvaal, Laak en Den Haag Zuidwest (RIS 286670). Bij de uitvoering van het Wijkbanenplan worden mensen zonder vaste dagbesteding gesignaleerd die geen gebruik maken van dienstverlening van UWV of de gemeente. Wanneer het om mensen gaat met een uitkering van UWV verwijzen we ze gericht naar UWV voor een gesprek over hun mogelijkheden. Hierover worden afspraken gemaakt met UWV. Als er sprake is van multi-problematiek, bijvoorbeeld op het gebied van taal, financiën en/of schulden, dan zet de gemeente, waar nodig in samenspraak met UWV, passende dienstverlening in.
7. Hoeveel Wajong-jongeren met arbeidsvermogen zijn er in Den Haag? Welk percentage van hen heeft momenteel geen werk en volgt geen opleiding en hoe lang zitten zij al in deze situatie?
Volgens opgave van UWV waren er per medio januari 2017 in Den Haag 3300 Wajongers (tussen 18 en 66) met arbeidsvermogen. Daarvan waren er 1600 jonger dan 27 jaar. Van deze groep werkten 420 mensen (26%) en 250 (16%) volgden een opleiding op de peildatum. Een onbekend deel ontvangt dienstverlening van UWV, waarbij er naar vermogen gewerkt wordt aan verbetering van de arbeidsmarktpositie. Deze dienstverlening bestaat uit ondersteuning naar werk door middel van bijv. workshops (‘Succesvol naar werk’), re-integratiediensten, en het bieden van werkervarings- en stageplekken.
8. Hoe zien hierboven gevraagde cijfers eruit voor de jongeren met een gedeeltelijke arbeidsbeperking die onder de Participatiewet vallen?
Begin februari ontvingen 242 jongeren onder de 27 jaar met een indicatie banenafspraak dienstverlening in Den Haag. 51 jongeren (21%) kregen nazorg nadat ze eerder zijn geplaatst bij een werkgever. Deze jongeren zijn dus aan het werk. Van 57 jongeren (24%) is vastgesteld dat ze op dit moment nog niet aan het werk kunnen. Deze groep krijgt passende ondersteuning. 104 jongeren (43%) worden begeleid bij WSP en oriënteren zich op werk. De overige 30 jongeren waren nog in afwachting van een passend dienstverleningsaanbod.
9. Is het college met mij van mening dat, alhoewel Wajong-jongeren met arbeidsvermogen primair onder het UWV vallen, de gemeente ook een verantwoordelijkheid heeft waar het gaat om het ontwikkelen van een duurzaam toekomst perspectief voor deze jonge Haagse burgers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet de gemeente precies voor deze groep?
Zoals eerder aangegeven is het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van mensen met een Wajong-uitkering primair bij het UWV ligt. Wanneer in individuele gevallen de inzet van gemeentelijke dienstverlening wenselijk wordt geacht, is dit bespreekbaar.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de locoburgemeester,
mw. A.W.H. Bertram Th.J.A.M. de Bruijn