15 Sep 2011. Het college heeft het nieuwe cultuurbeleidskader gepresenteerd voor het nieuwe kunstenplan. Joris Wijsmuller analyseert wat er dreigt te gebeuren.
Instemmen met cultuurkaders zou ‘dom’ zijn
(Den Haag Centraal, 6 Oct 2011)
Cultuurwethouder Marjolein De Jong (D66) probeert deze week haar kaders voor het nieuwe kunstenplan door de gemeenteraad te loodsen. Dat zal haar gezien het draagvlak binnen de coalitie ongetwijfeld lukken. Toch waarschuwt Joris Wijsmuller van de Haagse Stadspartij zijn collega’s om vooral niet in te gaan op de avances van De Jong.
Door Theodore Pronk
Hoewel de culturele instellingen in de stad al druk bezig zijn om toverwoorden als ‘cultuureducatie’ en ’toekomstbestendig’ in hun kunstenplanaanvragen te schrijven, moet deze week nog wel het beleidskader door de gemeenteraad worden geaccordeerd. Dat lijkt slechts een formaliteit aangezien binnen de coalitie nauwelijks weerstand bestaat tegen de plannen die een dikke tien miljoen euro moeten besparen op de Haagse cultuuruitgaven. Buiten de coalitiebanken loert de oppositie daarentegen op een contraaanval.
Zo is de Haagse Stadspartij allesbehalve blij met de wijze waarop wethouder De Jong probeert de raad medeverantwoordelijk te maken voor de bezuinigingen. Fractievoorzitter Joris Wijsmuller meent dat het beleidskader helemaal niet thuishoort in de gemeenteraad: “Ik vind het een afbraakkader om de forse bezuinigingen te legitimeren.
Tussen de regels door lees je al welke instellingen dichtgaan. Dat vind ik kwalijk. Op voorhand worden al keuzes gemaakt”. Wijsmuller zegt met name moeite te hebben met de toetsingscriteria die volgens hem gestuurd worden door economische motieven. Zo moeten cultuurinstellingen een bijdrage leveren aan het profiel van Den Haag als internationale stad van recht en vrede. “Ik vind het ongepast… Er wordt een onafhankelijke commissie met een politieke agenda op pad gestuurd.
De wethouder vraagt commitment hiervoor, maar de raad zou dom zijn als ze zou instemmen met de kaders voor het kunstenplan. Procedureel klopt het niet. De commissie wordt benoemd door het College die vervolgens een advies krijgt dat daarna pas naar de raad moet gaan. Ik ga dus zeker niet instemmen met het beleidskader”.
Vrijer
De fractievoorzitter van de Stadspartij wil niet medeverantwoordelijk worden gemaakt voor het in zijn ogen destructieve cultuurbeleid.
Ook zijn oppositiegenoot David Rietveld (GroenLinks) heeft hier eigenlijk geen zin in al beseft hij dat de coalitie op dit punt niet zal knakken.
Ook GroenLinks kondigt aan tegen het kader te stemmen, maar zal derhalve proberen een aantal, wijzigingen voor elkaar te boksen. Rietveld: “Ik ga niet over de procedure steggelen, al klopt die nog steeds niet.
Ik ga proberen om de handen van de raad vrijer te maken. Een aantal instellingen moet meer tijd krijgen om plannen te schrijven. Het moet niet zo zijn dat als ze de deadline van 15 december niet halen, dat ze dan niet meer meedoen. Daarnaast wil ik dat de adviescommissie laat zien welke aanvragen gehonoreerd zouden kunnen worden als er meer budget zou zijn. Ik wil dat de commissie niet met nadenken stopt als het geld op is”.
De bijdrage van Joris in de raad:
Door de sympathieke titel`’Cultuur van iedereen’, de aandacht voor ketens en piramides, diversiteit, kwaliteit en talent zet dit beleidskader je in eerste instantie op het verkeerde been. Maar naarmate je verder leest, wordt steeds duidelijker waar het stuk naar toe schrijft: verschraling en afbraak van het cultuurbeleid en een ongegeneerde poging cultuur tot uithangbord te maken van de politieke agenda van dit college. Ik behandel de nota andersom zodat meteen duidelijk wordt wat ik bedoel.
Het budget
Het Rijk bezuinigt fors op cultuur en het btw-tarief is omhoog gegaan. Het college wil daarbovenop 20 % bezuinigen op het Haagse kunstenplan. Dit drastische financiële perspectief kan niet anders dan tot afbraak leiden. Maar desondanks pretendeert het college ‘Cultuur van iedereen’, en wil óók nog culturele hoofdstad van Europa worden. Volstrekt ongeloofwaardig.
• De Haagse Stadspartij is tegen afbraak en wil minder bezuinigen. De bezuiniging van 7,5 % die is ingezet is al erg fors, daarmee is de grens bereikt; meer bezuinigen is pure afbraak.
• Uit de nieuwe begroting blijkt dat er extra geld is, b.v. 2,8 mljn extra voor een cultuurforum op het Spuiplein – wat in essentie niet een cultuurplan maar een bouwplan is. Dit geld kan worden ingezet om de cultuurbezuinigingen te verzachten. Opvallend dat deze wethouder niets heeft weten binnen te halen voor cultuur, terwijl b.v. de bezuinigingen op het ambtelijk apparaat wel met 20 mljn. worden verzacht. Waarom laat de wethouder het zo afweten?
• Vernieuwing is essentieel in de Kunsten. Welke ruimte is er nog voor nieuwe initiatieven wanneer het budget van het Kunstenplan zo fors wordt ingeperkt? Door deze forse bezuiniging stokt vernieuwing.
De procedure
Bezuinigen is sowieso al ingrijpend, heeft (personele) consequenties, en moet dus zorgvuldig gebeuren. Daar moet je voldoende tijd voor nemen. Wanneer je bovendien in 2018 culturele hoofdstad wilt worden, dan moet je nu zaaien en goed nadenken hoe je dat het beste doet; ook dat heeft tijd nodig. Maar nee, het college heeft eerst gewacht en wil nu in zelfs nog minder tijd dan gebruikelijk deze ingrijpende stappen zetten. Daarbij vraagt het college nu al expliciet de raad om instemming met het beleidskader (i.p.v. een adviesaanvraag zoals gebruikelijk was), een poging om de boel zo snel mogelijk dicht te timmeren.
• De Haagse Stadspartij vindt het krappe tijdspad onverantwoord en wil meer tijd. De raad moet het Kunstenplan niet in nov. 2012, maar pas begin 2013 vaststellen.
• De Haagse Stadspartij vindt dat de raad zich niet in dit krappe korset moet laten drukken, en zich niet meer dan gebruikelijk moet committeren aan plannen van het college. Daarom geen raadsbesluit nu, maar ‘slechts’ advies. Het college moet haar eigen verantwoordelijkheid nemen, en maar laten zien hoe zwaar zij het advies van de raad laat wegen.
De adviescommissie
Deze is onevenwichtig samengesteld: het aandeel leden zonder kunst-inhoudelijke deskundigheid is buitenproportioneel (30 %), terwijl deskundigen van verschillende disciplines gewoonweg ontbreken (film, beeldende kunst en amateurkunst). Als de artistiek inhoudelijke beoordeling voorop staat, dan moet de samenstelling van de commissie anders.
• De Haagse Stadspartij stelt dat de commissie in ieder geval aangevuld moet worden met de ontbrekende deskundigheid.
Het beoordelingskader
Bij cultuurbeleid en het Kunstenplan dient artistiek inhoudelijke kwaliteit uiteraard centraal te staan. Om deze beoordeling niet aan politieke willekeur over te laten, wordt een onafhankelijke adviescommissie ingesteld. Maar dit algemene principe wordt geweld aangedaan wanneer de adviescommissie met een politieke agenda in het beoordelingskader (‘bijdragen aan het profiel van vrede en recht, meer verblijfstoerisme’) wordt opgezadeld. Ook het niet ondersteunen van cultuureducatie voor volwassenen (het college richt zich alleen op scholen) is een politieke keuze. Het cultuurbeleid mag geen speeltje worden van de politiek en ondergeschikt worden gemaakt aan andere beleidsterreinen zoals economie of citymarketing. Een treffend voorbeeld van politieke willekeur is de wijkcultuur: vier jaar geleden is hierop ingezet en geïnvesteerd om cultuurparticipatie te bevorderen, en nu moet het zonder evaluatie of onafhankelijk advies 180 graden anders. Dit kan niet, cultuur is geen speelbal.
• De Haagse Stadspartij wijst politieke criteria in het beoordelingskader resoluut af.
• De Haagse Stadspartij vindt het benadrukken in het beoordelingskader van (bedrijfs)economische criteria ongepast. Bedrijfseconomische uitgangspunten staan al opgenomen in het algemeen geldende subsidiekader, en het gaat hier om cultuurbeleid, niet om economisch beleid.
• Belangrijke beoordelingscriteria zouden moeten zijn: Wat draagt de instelling bij aan het Haagse culturele klimaat? Op welke wijze stimuleert de instelling productie en talenten in Den Haag?
Analyses
De analyses zijn wisselend van kwaliteit, de mate van detaillering verschilt per kunstdiscipline. Veel wordt al ingevuld of genegeerd, weinig vragen worden gesteld, sommige keuzes worden al impliciet gemaakt. Het heeft er alle schijn van dat het werk van de adviescommissie op deze manier ingeperkt wordt, als compensatie voor de beperkte tijd die hun rest. Wanneer dan in de adviescommissie specifieke inhoudelijke kennis over verschillende kunstdisciplines ontbreekt, is het risico aanwezig dat verkeerde keuzes worden gemaakt.
• De Haagse Stadspartij onderschrijft de analyses niet en wil meer vragen zien.
Eén voorbeeld: de Jazz.
In de analyse wordt een somber beeld geschetst waarbij Den Haag het vertrek van uithangbord North Sea Jazz niet te boven is gekomen. Maar: een wereldberoemd opleidingsinstituut dat veel grote talenten heeft voortgebracht en een levendig live-circuit is wat Den Haag wel heeft! De jazzafdeling van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag is méér dan alleen maar een gedegen jazzschool. Aan het eind van de middag beginnen studenten met zelf geformeerde bands te repeteren. Wie klaar is met oefenen trekt de stad in om deel te nemen aan de vele jamsessies en optredens. Podia met live jazz: Murphy’s Law, Regentenkamer, La Grenouille (de Kikker), de Pater, Gouden Hooft, Pulchri, de Fuut Prospero natuurlijk, Studio Loos, De Posthoorn, Haagsche Jazzclub, café-restaurant Hollandaise, Heere die Haghe, Jazzsocieteit Engels, tennisclubs, Koorenhuis, Jazzclub no 2, muziekcafé Paraplu, Pavlov, A.Philipszaal, het festival Jazz in de gracht. Er is dus een levendige wisselwerking tussen de formele school en de beroepspraktijk. Natuurlijk moet de gemeente géén geld meer pompen in zeepbellen als The Hague Jazz. Maar helemaal niets doen, zoals het college voorstaat, is geen optie, hier ligt juist een kans. De vraag is hoe je het levendige Haagse Jazz circuit bekroond en beter zichtbaar maakt. Een goede vraag voor de adviescommissie.
Nieuwe culturele infrastructuur
Het college waardeert cultuur vooral als het bijdraagt aan haar politiek/bestuurlijk ambities, gericht op groei en internationale positionering, zoals blijkt uit het beoordelingskader. Maar Den Haag onderscheidt zich helemaal niet door zich groot te profileren. Integendeel, Den Haag moet juist haar exclusieve en specifieke karakter koesteren, dat maakt de stad aantrekkelijk. Wanneer je dit tot uitdrukking brengt in het beleidskader, werk je aan versterking en vernieuwing van de culturele infrastructuur. Je moet Den Haag niet samen met Rotterdam profileren als metropool, maar juist specifiek kijken waarmee Den Haag zich (kan) onderscheid(en)t. Wanneer je draagvlak en het stadspanel als leidraad neemt, zet je in op commercialisering van cultuur, dan wordt overheidssteun juist discutabel. Het college rekent zich daarnaast rijk met wat er bespaard kan worden in overhead, marketing, huisvesting, en door samenwerking. Dit wordt niet alleen schromelijk overschat door het college, maar is tevens een manier om de afbraak die wordt veroorzaakt te versluieren. De suggestie van een nieuwe culturele infrastructuur is dus een gotspe. In werkelijkheid is het geen vernieuwing, maar verschaling van de culturele infrastructuur.
De beleidsdoelen
Van de 6 door het college gestelde beleidsdoelen beslaan de twee doelen over economie en internationale stad de helft van de tekst, en dat is typerend voor de buitensporige aandacht die het college hieraan geeft (daar heb ik al genoeg over gezegd). Verder:
• Hoogwaardig en dynamisch aanbod
De Haagse Stadspartij is het in grote lijnen (ketens, veelzijdig aanbod, verschillend publiek, kwaliteit, talenten en jonge makers) hiermee eens. De hardvochtige en stompzinnige ambitie voor het Spuiplein past daar juist niet bij. Weg met dat geldverslindende prestige project, maar investeer dit geld in de versterking van de basis van de piramide en in vernieuwing.
• Cultureel erfgoed
Niets op tegen
• Cultuur van iedereen
Verrassend doel omdat de Code Culturele Diversiteit wel even iets anders beoogt (nl acceptatie van de multiculturele samenleving) dan het integratiebeleid van dit college. Het doel is goed.
• Cultuureducatie
Het college hanteert een zeer enge opvatting van cultuureducatie, gericht op oppervlakkige cultuurconsumptie van jongeren via het onderwijs. Volwassenen en productie (maken) zijn buiten beeld, en gevolg is ook dat het kunstonderwijs ontoegankelijker wordt juist voor de middeninkomens (waar het college zich met ander beleid juist op richt). Naast de forse bezuiniging en de ongepaste economische oriëntatie is dit het belangrijkste punt waarmee het college aanstuurt op culturele verschraling, ofwel: afbraakbeleid.