Verschillende politieke partijen willen duidelijkheid van het college van b&w over de gevolgen van de handelsverdragen TTIP en CETA en de mogelijke vestiging van een TIPP-tribunaal. Als het aan wethouder Ingrid van Engelshoven ligt, hoort een eventueel hof waar bedrijven landen kunnen aanklagen thuis in Den Haag. “Als het TTIP-verdrag er gaat komen met een arbitrage-instituut eraan, dan wil ik graag dat het in Den Haag landt”, zei ze woensdagmiddag in de Haagse gemeenteraad. “Zo praktisch zijn we dan ook”.

De Haagse Stadspartij wil niet dat zo’n instituut in Den Haag gevestigd wordt. Joeri Oudshoorn, raadslid voor de Haagse Stadspartij: “Met ‘Vrede en Recht’ wil Den Haag bijdragen aan een betere samenleving. Dat staat in schril contrast met een internationaal hof waarmee multinationals de democratie en regels in een land aan de kant kunnen schuiven.”

De Haagse Stadspartij vindt bovendien dat het vestigen van zo’n omstreden instituut in Den Haag slecht is voor het imago van Den Haag. Zij vreest op termijn internationale krantenkoppen als: “The Hague forbids NAM to stop gas exploitation after ExxonMobil TTIP claim” en “France national strike against The Hague verdict forcing them to accept genetic manipulated food”.

Een meerderheid in de gemeenteraad, bestaande uit de Haagse Stadspartij, PvdA, Groep de Mos/Ouderenpartij, Islam Democraten, SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren, de ChristenUnie/SGP, Partij van de Eenheid en Groep Okcuoglu wil duidelijkheid over de mogelijk schadelijke gevolgen van TTIP en CETA voor de lokale regels omtrent sociale normen, milieu, economie, gezondheid, landbouw, intellectueel eigendom en cultuur. Samen stellen zij hierover vandaag schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders.

In de vragen wordt ook ingegaan op een onderbelicht deel van de discussie rondom TTIP en CETA, namelijk hoe het Rijk en de gemeenten met elkaar om gaan in het geval van een claim. Onder TTIP en CETA zijn gemeenten afhankelijk van het Rijk om hun beleid tegen multinationals te beschermen.

Inzake: Gevolgen TTIP en vestiging arbitrage-instituut in Den Haag

De raadsleden de dames Vianen en Teunissen en de heren Oudshoorn, Kajouane, Dubbelaar, Küçük,
van Kent, Grinwis, van Doorn en Okçuoglu hebben op 8 oktober 2015 een brief met daarin zes vragen
aan de voorzitter van de gemeenteraad gericht. Overeenkomstig artikel 30 van het reglement van orde
voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, beantwoordt het college deze vragen als
volgt.

1. Wat zijn volgens het college de gevolgen van TTIP en CETA voor de lokale democratie? Kunnen
TTIP en CETA schadelijke gevolgen hebben voor de lokale regels omtrent sociale normen, milieu,
economie, gezondheid, landbouw, intellectueel eigendom en cultuur?

Het is niet mogelijk om nu een inschatting te maken van eventuele gevolgen van TTIP voor de lokale
democratie. De onderhandelingen tussen de EU en de VS zijn momenteel nog bezig. Bovendien vindt
de besluitvorming voor TTIP plaats op Europees en nationaal niveau, niet op lokaal niveau. Het
college kan derhalve geen uitspraken doen over eventuele gevolgen. Omdat CETA nog niet in werking
is getreden, is het ook hier niet mogelijk in te schatten of er sprake zal zijn van negatieve gevolgen
.

2. Is het college het met ons eens dat via arbitrage (Investor-State Dispute Settlement, ISDS of
Investor Court System ICS) buitenlandse bedrijven landen kunnen dwingen om besluiten in het
belang van duurzaamheid, gezondheid en sociale rechtvaardigheid niet te nemen of anders bij die
landen een enorme schadeclaim kunnen indienen? Zo nee, waarom niet?

Het college kan hier geen uitspraken over doen. De onderhandelingen omtrent investeringsgeschillen
vinden plaats tussen de EU en de VS. Gemeenten worden niet bij dit besluitvormingsproces betrokken.

3. Vindt het college het redelijk dat een Haags of ander binnenlands bedrijf zich niet kan beroepen
op arbitrage en een buitenlands bedrijf wel? Is het college het met ons eens dat dit een
ongewenste rechtsongelijkheid is?

Het college neemt hierover geen standpunt in

TTIP en CETA maken het voor buitenlandse bedrijven mogelijk om Nederland aansprakelijk te stellen
voor beleidsmaatregelen. Ook wanneer een gemeente een beslissing neemt, is de staat aansprakelijk
tegenover het bedrijf. De staat voert dus ook de arbitrage-procedures voor de gemeenten. Onduidelijk
is of het Rijk zich zal indekken tegen procedures door de beleidsvrijheid van gemeenten in te perken,
of dat het Rijk schadeclaims als gevolg van gemeentelijk beleid zal doorberekenen aan de gemeente.
In dat laatste geval is het onduidelijk of de gemeente als beleidsmaker ook zelf onderdeel kan zijn van
de verdediging door de staat.

4. Is de gemeente, al dan niet in VNG-verband, in overleg met het rijk over de consequenties van
TTIP en CETA voor de verhoudingen tussen het Rijk en gemeenten? Zo nee, is het college van
plan zo’n overleg op korte termijn op te starten? Zo ja, is er al iets bekend over de uitkomsten van
overleg?

De gemeente is in overleg met VNG en Europa Decentraal. De consequenties van TTIP en CETA
voor de verhoudingen tussen het Rijk en gemeenten zijn nog niet op de agenda gezet. De VNG voert
hierover nog overleg met het Rijk.
Op 7 oktober 2015 stelde de wethouder Internationale Zaken en Economie in een vergadering van de
commissie bestuur dat als er een TTIP verdrag komt en daarmee een internationaal arbitrage-instituut
wordt opgericht, Den Haag ernaar streeft dat dit instituut in Den Haag gevestigd wordt.

5. Is het college zich ervan bewust dat landen en burgers die opkomen voor het algemeen belang en
worden teruggefloten door een Haags arbitrage-instituut het aan ‘The Hague’ zullen wijten dat ze
het algemeen belang niet kunnen nastreven?

Het college kan hierover geen uitspraken doen. De stad heeft geen betrokkenheid bij de inhoud van het
verdrag.

6. Is het college van mening dat het vestigen van een investor-state arbitrage-instituut in Den Haag
een wereldwijd afbreukrisico betekent voor het positieve imago van Den Haag als stad van ‘Vrede
en Recht’? Zo nee, waarom niet?

Het in het Vredespaleis gevestigde Permanent Hof van Arbitrage (PHA) heeft sinds zijn oprichting
(1899) vele investeringsgeschillen behandeld (er lopen momenteel 56 dergelijke geschillen).
Daarnaast voert het PHA tevens arbitrage tussen staten uit. Het feit dat er in het verleden reeds
investeringsgeschillen in Den Haag zijn behandeld, heeft tot op heden niet geleid tot afbreuk van het
positieve imago van Den Haag als internationale stad van vrede en recht. Sterker nog, het PHA heeft
het positieve imago van de stad op internationaal niveau versterkt. Als TTIP daadwerkelijk doorgaat,
is een arbitrage-mechanisme wenselijk voor een juiste naleving van het verdrag. In dat geval is Den
Haag een logische vestigingsplaats.
Het PHA is, vanwege de aanwezige kennis en expertise, momenteel al in gesprek met de EU over een
eventuele rol in het arbitrage-mechanisme.

Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen