Opnieuw vragen over Radicaliseringsprogramma’s in Den Haag

Op 24 september 2018 stelde raadslid Fatima Faid vragen omtrent de radicaliseringspreventieprogramma’s in Den Haag. De beantwoording door het college schoot echter te kort. Het college spitste zich in de beantwoording toe op één project en niet op het hele programma.

Radicalisering is een serieus probleem in de stad. Een probleem dat door het stadsbestuur meestal zorgvuldig benaderd wordt en doeltreffend is aangepakt. Zorgvuldigheid en doeltreffendheid vereist proportioneel handelen. En dat er rekening gehouden wordt met de precaire dynamiek tussen het stadsbestuur, relevante gemeenschappen, handhavers, eerstelijns hulpverleners en getroffen gezinnen. 

 In vervolgvragen van raadslid Fatima Faid wordt het college verzocht om openheid te geven over  welke programma’s er nog meer zijn en wat het doel is van deze programma’s. Hiermee hopen we zicht te krijgen op hoe deze programma’s worden uitgevoerd en door wie. Hoe worden de professionals opgeleid om bij leerlingen radicalisering te signaleren ongeacht leeftijd? De radicaliseringsprogramma’s worden onder andere uitgevoerd op scholen en er is dan vaak sprake van minderjarige kinderen. Hoe worden ouders op de hoogte gehouden? Is er sprake van transparantie?

En tot slot wordt er bij radicalisering meteen van uitgegaan dat dit een probleem is binnen de islamitische gemeenschap, maar zijn er binnen het programma radicalisering en polarisatie specifieke projecten gericht op het tegengaan van rechts extremistisch gedachtegoed?

 

Schriftelijke vragen: Vervolgvragen radicalisering

Indiener: Fatima Faid/HSP

 

Datum: 21 maart 2019

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

 

Op 24 september 2018 hebben wij vragen gesteld omtrent het radicaliseringsprogramma in Den Haag. De beantwoording van de vorige vragen zijn toegespitst  op één project maar wij willen graag antwoorden programmabreed.

 

Na aanleiding van de antwoorden hebben wij de volgende vervolgvragen,

1. Zijn er nog meer anti-radicaliserings programma’s gericht op het onderwijs en of jongerenwerk? Zo ja, op welke scholen, hoeveel basisonderwijs- en hoeveel voortgezet onderwijs scholen? Met welke organisaties en of bureaus heeft de gemeente contracten?

Voor de Haagse jongeren hebben wij de projecten Mij, Mij Junior, HIP en VIP laten ontwikkelen. Deze projecten worden ingezet bij scholen. In de jaarlijkse voortgangsrapportages over de aanpak van polarisatie, radicalisering en extremisme |(RIS 302231) hebben wij aangegeven wat het doel en de inhoud van deze projecten is. In die voortgangsrapportages geven wij ook aan hoeveel scholen dan wel klassen daarmee worden bereikt. Deze projecten zijn in principe ook in te zetten binnen het jongerenwerk.

2. Wat is precies het doel van deze programma’s?

Het doel is om de jongeren handvatten mee te geven om hun eigen identiteit te leren kennen en die van een ander. De rode draad door deze projecten is het op een respectvolle manier bespreekbaar maken van vaak zeer gevoelige aspecten van het thema identiteit. Jongeren wordt geleerd hoe ze hun eigen keuzes kunnen maken met begrip en respect voor mensen die andere keuzes maken. Het gaat in alle gevallen om het versterken van maatschappelijke weerbaarheid. De basiswaarden van de democratische rechtsstaat zijn hierbij leidend.

3. Wat voor professionals worden ingezet? Wat voor opleidingsachtergrond hebben zij?

4. Worden deze professionals gemonitord en geëvalueerd? Zo ja, wie doet de monitoring en de evaluaties? Op welke manier zijn zij hiervoor geschoold?

Ad 3 en 4.
Centrum 16/22 voert de projecten voor MIJ en MIJ junior uit. HIP/VIP wordt uitgevoerd door Samira Bouchibti. De laatste werkt inmiddels ook aan een train-de-trainer programma. Evaluatie vindt plaats in een gesprek achteraf tussen de school en de uitvoerder. De school heeft
daarbij de mogelijkheid om met voorstellen en wensen te komen gericht op vervolg-uitvoeringen.

5. Waar kunnen wij de bevindingen terugvinden over welke aanpak wel of niet succesvol is geweest?

In de periodieke voortgangsrapportages over de aanpak van polarisatie, radicalisering en extremisme, (RIS 302231) wordt uw raad geïnformeerd over de verschillende projecten.

6. Aan welke (uit)doelen moet een traject voldoen voordat we kunnen spreken van een succesvolle interventies?

Er kan geen een-op-een relatie worden gelegd tussen deelname aan zo´n project en het niet radicaliseren van een jongere. Wel helpen deze projecten jongeren bij het ontwikkelen van burgerschapswaarden. Belangrijkste succescriterium is voor ons dat scholen de (meer) waarde van deze projecten zien.

7. Hoe precies wordt er voorkomen dat kinderen en jongeren de boodschap krijgen dat hun moslim klasgenoot de geradicaliseerde is?

Zoals uit de beantwoording van de vorige vragen blijkt zijn de projecten erop gericht leerlingen handvatten mee te geven over de omgang met culturele verschillen. Bovendien zijn de projecten niet exclusief gericht op één specifieke vorm van radicalisering of extremisme.
Het duiden van radicalisering vindt plaats door getrainde professionals van politie, gemeente en openbaar ministerie. Dergelijke duidingen horen niet thuis in een klaslokaal.

8. Racisme en het gevoel van uitsluiting is een van de belangrijkste aanjagers voor radicalisering. In hoeverre wordt racisme op een volwaardige manier besproken in al deze radicaliseringstrajecten?

9. Kunt u voorbeelden noemen van een traject in het radicaliseringsprogramma die gericht is op het tegengaan van racisme.

Ad 8 en 9.
Discriminatie en racisme zijn onderdeel van de bij vraag 1 genoemde projecten. Daarnaast snijden de leerlingen zelf onderwerpen aan. Vanuit de aanpak polarisatie, radicalisering en extremisme worden geen projecten gefinancierd die uitsluitend zijn gericht op het bestrijden van racisme.

10. In vraag 8 van RIS300589 wordt er gesproken over aandachtsfunctionarissen op scholen. Wat voor een achtergrond hebben zij en hoe worden zij opgeleid voor deze taak? En door wie?

Scholen kunnen deelnemen aan de voorlichtingsbijeenkomsten en trainingen die worden aangeboden door het Informatiepunt Preventie Polarisatie en Radicalisering (IPPR) van de directie veiligheid. Dit is overigens niet verplicht. Elke school heeft een zorgstructuur. De lijn die we aanhouden is dat docenten bij vermoedens van (beginnende) radicalisering een zorgmelding doen, op eenzelfde wijze als bij een vermoeden van bijvoorbeeld verwaarlozing. De functionaris die de zorgmelding ontvangt kan zich zo nodig in verbinding stellen met de overheid, zoals IPPR of de politie.

11. Wat gebeurt er met de gegevens van kinderen die door een aandachtsfunctionaris bij de gemeente, politie of/en OM onder de aandacht zijn gebracht?

Dat hangt af van de omstandigheden in het concrete geval. Als een zorgmelding leidt tot verdere actie dan worden gegevens opgenomen in een dossier, waarbij de wettelijke regels voor de bescherming van persoonsgegevens van toepassing zijn. Als wordt geconstateerd dat er geen aanleiding is voor verdere actie dan worden de gegevens niet opgeslagen.

12. Welke procedure wordt er in gang gezet wanneer een aandachtsfunctionaris een kind heeft voorgedragen? Welke (extra) hulptrajecten zijn hiervoor opgezet? Zijn daar evaluaties van, zo ja, kunnen die met de raad gedeeld worden?

13. Worden ouders op de hoogte gehouden van wanneer hun kind door een aandachtsfunctionaris extra aandacht krijgt? Zo ja, hoe en door wie?

Ad 12 en 13. Hierbij wordt het zorgtraject van de school gevolgd.

14. Er werd in de beantwoording van onze vorige vragen (RIS300589, vraag 5) gemeld dat er nog geen invulling is voor wat docenten moeten doen bij vroegsignalering van radicalisering. Betekent dit dat er tot op heden geen enkel project op scholen, zowel basis als voortgezet heeft
gedraaid in het kader van voorkoming radicalisering? Zo ja, wanneer wordt die gestart? Zo nee, wat is het traject die een docent moet doorlopen bij vermoeden van radicalisering? Graag de antwoorden uitgesplitst naar basis- en voortgezet onderwijs.

De beantwoording van de vorige vragen (RIS300589) ging uitsluitend over het interactieve trainingsprogramma voor docenten “Oumnia Works Module Onderwijs”. Momenteel zijn er verschillende projecten tegen radicalisering (zie antwoord op vraag 1).

15. Wat is de huidige stand van zaken ten aanzien van het programma Omnia Works? Er werd aangegeven dat het een trainingsprogramma in ontwikkeling is. Hoe staat het er nu voor? Zijn er scholen benaderd? Hoeveel docenten doen er uiteindelijk mee?

In de periodieke voortgangsrapportages over de aanpak van polarisatie, radicalisering en extremisme informeren we uw raad over de voortgang van projecten (RIS302231).

16. Wat is het budget dat aan Omnia works is toegekend?

Wij hebben voor 2019 €100.000 versterkingsgelden van het Rijk ontvangen voor de inzet van Oumnia Works.

17. Wat voor een methodiek werd er in die pilot gebruikt?

Het pilotmoment in 2017 ten behoeve van de ontwikkeling van het interactieve trainingsprogramma voor docenten (“Oumnia Works Module Onderwijs”), heeft gebruik gemaakt van de methodieken van Oumnia Works, zoals beschreven in de voortgangsrapportage van de aanpak polarisatie en radicalisering uit september 2016 (RIS295022).

18. Er wordt gesproken over een pilot met positieve resultaten (vraag 3 van de RIS300589). Betekent dit dat er een rapport is? Zo ja, kan deze naar de raad worden gezonden? Zo nee waarom niet?

Van dit pilotmoment is geen rapportage opgesteld. Er is met de pilotgroepen gereflecteerd over de meerwaarde van de pilot. Deze input is verwerkt in de verdere uitwerking van de compilatie.

19. Zijn er binnen het programma radicalisering en polarisatie specifieke projecten gericht op het tegengaan van rechts extremistisch gedachtegoed?

20. Zo ja, kunt u een aantal van deze programma’s benoemen? Met welke organisaties zijn deze ontwikkeld? Welke scholen en/of jongerenwerkers maken hiervan gebruik?

Ad 19 en 20.
De aanpak radicalisering, polarisatie en extremisme is gericht tegen alle vormen van extremisme. De genoemde projecten MIJ, MIJ junior en HIP/VIP bespreken dus ook voorbeelden van rechtsextremisme. In de periodieke voortgangsrapportage van de aanpak radicalisering, polarisatie en extremisme informeren wij uw raad over de verschillende projecten (RIS302231).

Het college van burgemeester en wethouders,
de wnd. secretaris,                    de burgemeester,
Dineke ten Hoorn Boer            Pauline Krikke